Allobates femoralis

Allobates femoralis

Allobates femoralis (Boulenger, 1884)  

 

Beschrijving: Allobates femoralis is een middelgrote soort waarbij mannetjes tot maximaal 32 mm groot worden, en vrouwtjes tot maximaal 34 mm groot worden. De bovenzijde van de rug en achterpoten zijn licht gegranuleerd. Verder is het lichaam glad. De rugkleur is zwart tot bruin, met vanaf de neus, over de ogen, en langs de zijden van de rug tot vlak boven de liezen, een duidelijke streeptekening. De kleur van deze streeptekening is wit, crème, lichtbruin of geel. De flanken zijn onder de streeptekening vaak donkerder van kleur dan de rugzijde, en meestal zwart. Vanaf de onderlip tot aan de schouders, en vanaf de schouders tot aan de lies, loopt een witte of crèmekleurige streeptekening. Vanuit de liezen, over de achterpoot, tot in de knieholte, is een signaalvlek in de kleur geel, oranje of rood aanwezig. Bij de schouder is een kleine signaalvlek aanwezig in dezelfde kleur. De grootte van beide signaalvlekken is zeer populatieafhankelijk. De voor en achterpoten zijn lichtgrijs tot donkerbruin, soms met enkele zwarte vlekken. De buikzijde is blauwgrijs met zwarte stippen aan de achterzijde van het lichaam en de achterpoten, overlopend naar zwart aan de voorzijde van het lichaam. Omdat er enorme verschillen in roep zijn tussen verschillende populaties van A. femoralis, neemt men aan dat er meerdere nauwelijks te onderscheiden soorten schuil gaan onder deze soortnaam. De hoeveelheid noten waaruit de roep bestaat, verschilt tussen 2, 3 en 4, en zelfs één enkele herhalende noot behoort tot de waarnemingen. In 2010 is er voor het laatst een soort van A. femoralis afgescheiden genaamd A. hodli (Simões et al., 2010).

Sinds de beschrijving van A. femoralis is de soort achtereenvolgens in de geslachten Prostherapis, Phyllobates, Dendrobates en Epipedobates geplaatst. Zimmermann & Zimmermann (1988) plaatsten deze soort in het nieuwe geslacht Allobates.

 

Verspreidingsgebied: Het Amazonebekken van Bolivia, Brazilië, Peru, Ecuador en Colombia. Laagland regenwoud van oost Venezuela, Guyana, Suriname, en Frans-Guyana. Allobates femoralis komt sympatrisch voor met zeer veel andere soorten uit de geslachten Adelphobates, Allobates, Ameerega, Anomaloglossus, Dendrobates, Hyloxalus en Ranitomeya.

Type lokaliteit: Río Huallaga, departement Loreto, Peru.

 

Natuurlijke habitat: Deze bodembewonende soort houdt zich op tussen bladafval, afgevallen takken en boomstronken op de bosbodem van primair en secundair laagland regenwoud van 1 tot 610 m b.z.n.

Gedrag: Mannetjes zijn territoriaal en verdedigen hun territorium. Vrouwtjes zijn niet territoriaal en begeven zich in territoria van meerdere mannetjes voor de voortplanting. Het mannetje laat een lokroep horen om een vrouwtje aan te trekken. Het vrouwtje zal daarna verder verleid worden met een zachte roep die het mannetje laar horen tijdens de hofmakerij. Het afzetten van eieren gebeurt zonder amplexus. Slechts af en toe bezoekt het mannetje het legsel tijdens de ontwikkeling. Nadat de eieren zijn uitgekomen neemt het mannetje de larven op zijn rug. Larven worden afgezet in ondiepe poeltjes, beekjes en zelfs grotere plassen.

 

Geografische variatie: Binnen het zeer grote leefgebied van Allobates femoralis is, ondanks het relatief uniforme uiterlijk, toch heel wat variatie aanwezig. Per populatie varieert de kleur van de rug, de kleur van de poten, de kleur en breedte van de streeptekening, evenals de kleur en grootte van de signaalvlekken in de liezen en bij de oksels. Er zijn twee varianten die in de hobby gehouden en benoemd worden. Eén variant is afkomstig uit Frans-Guyana. Deze dieren hebben een bruine rug met een dunne crèmekleurige streeptekening langs de zijden van de rug. De signaalvlekken in de liezen zijn bleek oranje of geel. De signaalvlekken bij de schouders zijn bleek en nauwelijks als signaalvlek te herkennen. De tweede variant is afkomstig uit Peru en wordt ook wel de ‘Yavari’ of ‘Rio Yavari’ variant genoemd, afkomstig uit het stroomgebied van de Rio Yavari. Deze variant heeft een donkere, bijna zwarte rugzijde, een wit tot lichtgele streeptekening langs de zijden van de rug. De signaalvlekken in de liezen en bij de oksels zijn felgeel van kleur.

 

Voorkomen in gevangenschap: Allobates femoralis is op meerdere momenten legaal binnen de hobby terecht gekomen. Mogelijk zijn niet alle populaties in gevangenschap afkomstig uit legale import. Voor A. femoralis als soort is de handel toegestaan.

Verzorging en kweek: In gevangenschap worden deze dieren vaak succesvol per koppel of groepje gehouden en gekweekt. Een groepje kan bestaan uit meerdere mannetjes en vrouwtjes. Omdat het een bodembewonende soort betreft is een bak met enige bodemoppervlak wenselijk. Het adviesformaat voor een bak is 60 × 40 × 40 cm per te houden koppel of trio. Voor een klein groepje tot 6 dieren kun je denken aan een bak van 80 × 50 × 50 cm. De temperatuur mag overdag oplopen tot zo’n 25 á 26°C.  ’s Nachts mag de temperatuur enkele graden teruglopen. Een voldoende hoge luchtvochtigheid is te  bereiken door één of meer keer per dag de bak te besproeien. Richt de bak in met een laag blafafval, stukken hout en enkele planten. Eventueel kunnen er bromelia’s geplaatst worden waarin soms eieren worden gelegd in de horizontale delen van bladoksels. Als kunstmatige legplaats kunnen horizontaal geplaatste filmkokertjes functioneren. Als het mannetje met zijn roep een vrouwtje heeft weten te lokken, dan zullen ze samen een geschikte afzetplaats bezoeken. Zonder dat de dieren in amplexus gaan worden 15 tot 36 eieren afgezet. Na een dag of 14 komen de eieren uit en zal het mannetje deze allemaal tegelijk, of in delen, op zijn rug vervoeren naar een geschikte afzetplaats. De larven worden afgezet in het waterdeel van de bak. Ze kunnen in de bak gelaten worden mits er voldoende voedsel voor de larven beschikbaar is. Kunstmatig kunnen ze gezamenlijk opgekweekt worden. Na 40 tot 50 dagen komen de jongen aan land en zijn dan reeds 8 tot 10 mm groot. Bij goede voeding groeien ze snel en worden ze binnen 8 tot 12 maanden geslachtsrijp.

 

Voedsel: Grote en kleine fruitvliegen, bladluizen, springstaartjes, tropische pissebedden, jonge krekels en larven van rijstemeelkevers worden graag gegeten. Jonge dieren die net aan land komen kun je voeren met springstaartjes, kleine fruitvliegen en kleine bladluizen. De larven kunnen opgroeien met een dieet van verschillende visvoeders.

 

Geciteerde literatuur:

·         Boulenger, G. A., 1884 "1883". On a collection of frogs from Yurimaguas, Huallaga River, Northern Peru. Proceedings of the Zoological Society of London 1883: 635-638.

·         Simões, P. I., Lima, A.P., & Farias, I.P., 2010. The description of a cryptic species related to the pan-Amazonian frog Allobates femoralis  (Boulenger 1883) (Anura: Aromobatidae). Zootaxa 2406: 1-28.

·         Zimmermann, H., & Zimmermann, E., 1988. Etho-Taxonomie und zoogeographische Artengruppenbildung bei Pfeilgiftfroschen (Anura: Dendrobatidae). Salamandra 24: 125-160.

Reacties zijn enkel zichtbaar voor geregistreerde gebuikers.
Back To Top