Andinobates minutus (Shreve 1935)
12-16mm Zeer kleine Ranitomeya met roodbruine tot zwarte rug met koperkleurig tot oranjegele dorsolaterale streeptekening. Op de flanken is een eveneens koperkleurige streep aanwezig die loopt vanuit de aanzet van de achterpoten tot een millimeter voor het bereiken van de voorpoten. In dezelfde kleur loopt er een streep op de onderkaak tot op de schouders. De poten zijn fijn koperkleurig en bezaaid met fijne oranje en bruine stippen. Op de bovenbenen is een duidelijke oranje vlek aanwezig. De buikzijde is geheel zwart met grote licht blauwe vlekken.
Geografische variatie:
Kikkertjes uit Panama hebben een sterker roodbruine rug en zijn helderder van kleur dan de kikkers uit de Choco regio in Colombia, waar de rug donker bruin tot zwart is.
Roep: Een sterk aan insecten gelijkende chirp roep
Verspreiding:
Centraal Panama, Costa Rica verder zuidelijk langs de westkust van Colombia tot op 1000 meter hoogte.
Ecologie:
De kikkertjes zijn typische bodembewoners van regenwouden gelegen op de flanken van bergen met weinig ondergroei en een dikke bladlaag. Ze klimmen zelden hoger dan een meter boven de grond op de stammen van enorme woudreuzen die met een gesloten bladerdak weinig licht doorlaten. De kikkertjes zijn niet gebonden aan beekjes. De mannetjes zijn territoriaal en zorgen voor het kleine legseltje van 1 tot 3 eitjes dat tussen het afgevallen blad wordt gelegd. De kikkervissen worden op de rug van het mannetjes naar poeltjes in de bladoksels van bromelias gebracht. Ze zijn omnivoor.