Dendrobates tinctorius
Dendrobates tinctorius (Schneider 1799)
Relatief grote (35mm tot ruim 60mm) en divers gekleurde gifkikker, waarbij gele, oranje, witte en blauwe kleuren dominant zijn. De mannetjes zijn veelal kleiner dan de vrouwtjes en hebben duidelijk verbreedde hartvormige hechtschijfjes aan de vingers. De vrouwtjes zijn doorgaans wat steviger gebouwd en hebben geen verbreedde hechtschijfjes aan de vingers.
Geografische variatie:
Dendrobates tinctorius staat bekend om haar enorme kleurvariatie tussen en binnen populaties over haar verspreidingsgebied. Elke bergrug of afgelegen populatie heeft haar eigen tekening, kleur en formaat van de volwassen dieren. De meeste kleurvarianten hebben een blauw gekleurde buik en poten met daarop zwarte stippen van verschillend formaat. Op de rug en flanken is er veelal een patroon van gele, witte, oranje of blauwe lijnen op een zwarte achtergrond aanwezig, waarbij soms de gehele rug fel gekleurd kan zijn. Er zijn ten minste 35 verschillende kleurvormen bekend, maar grote gebieden met name in het zuidelijke deel van het verspreidingsgebied van deze soort zijn nog nauwelijks onderzocht en bevatten ongetwijfeld nog diverse kleurvarianten. De kleinste kleurvormen worden nog geen 40mm groot, de grotere varianten tot ruim 60mm worden gevonden in Centraal Frans Guyana rond Saul. Een iets afwijkende groep met kleurvarianten komt voor in de Sipaliwini. Deze kikkers zijn blauwwit tot blauwgroen van kleur en zijn bezaaid met zwarte stippen van verschillend formaat. Hierdoor lijken de kikkers een netwerk van fijne blauwe lijnen op de rug, flanken en poten te hebben. Dit kleurpatroon vinden we terug in Dendrobates azureus, die als kleurvariant van Dendrobates tinctorius beschouwd moet worden.
Roep: Een zachte nauwelijks hoorbaar gezoem. Mannetjes zoemen alleen bij het paren of in gevecht met andere mannetjes laten horen.
Verspreiding:
Noord Brazilie (Amapa district), Frans Guyana met uitzondering van de noordwestelijke kustgebieden, zuidelijke helft van Suriname tot in het zuidoosten van Brits Guyana tot op 600 meter boven zeeniveau.
Ecologie:
Dendrobates tinctorius bewoont de bosbodem veelal geconcentreerd rond recent omgevallen bomen. Hier is vaak een dikke bladlaag aanwezig, relatief weinig ondergroei maar wel en grote hoeveelheid aan wortels en takken waaronder de kikkers zich verschuilen. Een aantal populaties wordt gevonden op granieten bergen waarop de kikkers zich ophouden in de kleine stukken bos waar karakteristiek veel granieten rotsblokken aanwezig zijn. De kikkers eten voornamelijk mieren en worden vaak paarsgewijs of in kleine groepjes aangetroffen. De mannetjes zorgen voor de eieren (4-9 donker grijs tot zwart) en verplaatsen de kikkervissen met 1 of 2 tegelijk naar kleine poeltjes in boomholtes, soms tot op 30 meter in de boomkronen, of afgevallen schubbladen van palmen. Poeltjes bevatten soms meerdere kikkervissen, die niet kannibalistisch zijn. Ze zijn omnivoor maar eten voornamelijk insecten larven en kikkervissen van andere soorten kikkers.
Het terrarium:
Dendrobates tinctorius behoort tot de grootste van de gifkikkers. Enige ruimte hebben ze dan ook wel nodig, vooral ook omdat met name de vrouwtjes elkaar onderling behoorlijk op de huid kunnen zitten en enige uitwijk -mogelijkheden gewenst zijn. Een terrarium van 50x50x50 cm voor een koppeltje lijkt een minimale maat. Voor een klein kweekgroepje is een wat groter bodemoppervlak vereist. Richt de bak in met vochtabsorberend materiaal op de wanden en de bodem (varenwortel b.v.) een stuk kienhout of een eikestobbetje en enkele planten waarvoor bromelia’s zeer geschikt zijn.
Temperatuur:
De temperatuur moet 25-27°C bedragen overdag en kan ’s nachts enkele graden zakken.
Groepsgewijs/paarsgewijs:
Paarsgewijs is de regel. Echter een trio van 2 mannen bij 1 vrouw is ook zeer goed mee te kweken.
Eieren:
Als afzetplaats voor de eieren wordt een holletje gezocht. Een petrischaaltje met een ongekeerde halve kokosnootschaal erop wordt graag gebruikt. De legsels zijn erg variabel in grootte: 5-20. Deze komen na 14 -18 dagen uit en worden door het mannetje naar het water gebracht. In de natuur gebruiken ze hiervoor allerlei wateren zoals vol geregende palmbladeren en holle stukken hout en holtes in stengels (bamboe), takken en stammen, bladoksels van aronskelkachtigen, bananen en bromelia’s. In ieder geval tot op 5 meter hoogte, maar misschien nog wel hoger. In het terrarium kunnen we ze allerlei kleine waterbakjes aanbieden als vervanging hiervoor.
Overige kweekinformatie:
Een hoge luchtvochtigheid middels sproeien of een watervernevelaar en het biotoopje is compleet. Het geslachtsonderscheid bij volwassen dieren is niet al te moeilijk, maar vergissen blijft altijd mogelijk! Mannetjes zijn over het algemeen kleiner en slanker dan de vrouwtjes. Deze laatste zijn vooral ook ronder van vorm. De hechtschijfjes van de tweede, derde en vierde vinger zijn bij het mannetje breder dan bij het vrouwtje. D.tinctorius is een uitgesproken dagactieve kikker. In de natuur eten ze allerlei soorten kleine insecten en spinnen. Dit zijn vooral mieren. In het terrarium voeden ze zich hoofdzakelijk met fruitvliegjes en eigenlijk hebben ze nog liever de kleine dan de grote. Ook springstaartjes en mijten lusten ze graag. Stofkrekels, bladluizen en klein weideplankton completeren het menu. Vergeet dan bovendien de vitamines en de kalk niet! Bij de voortplanting is het vrouwtje de actiefste. Met regelmatig oplopen en aanraken komt ook het mannetje in stemming en laat zijn zachte snorrende roep horen.
Larven kunnen afzonderlijk opgekweekt worden want ze zijn nogal kannibalistisch. Ze eten visvoer, muggenlarven, beekvlokreeftjes, watervlooien e.d. Na ca. 3 maanden breken de voorpoten door en komt het kleurpatroon tevoorschijn. Kort daarop gaan ze dan ook aan land. Ze eten onmiddellijk kleine fruitvliegen, maar springstaartjes en ander klein voedsel wordt erg gewaardeerd. Na ruim een jaar zijn ze bij goede voedering en omstandigheden volwassen.
Reacties zijn enkel zichtbaar voor geregistreerde gebuikers.