Ameerega altamazonica
Ameerega altamazonica Twomey & Brown, 2008
Beschrijving: Volwassen individuen van Ameerega altamazonica zijn 18 tot 25 mm groot, waarbij mannetjes tot 23 mm en vrouwtjes tot 25 mm groot kunnen worden. De rug is licht gegranuleerd, zwart of bruin van kleur, en heeft meestal vanaf de neus langs de zijden van de rug tot in de liezen een witte streeptekening. In de liezen, onder de oksels, en op de onderbenen zijn oranje of gele stippen aanwezig. Op de onderlip loopt een witte streeptekening vanaf voorbij de neusgaten tot aan de voorpoten. De buikzijde is in zijn geheel blauw met zwart gemarmerd. De larven zijn donkerbruin met grote witte stippen aan weerszijden van de bek. De lokroep bestaat uit 4,5 tot 5 noten per seconde, te typeren als een ‘piep’ roep.
A. altamazonica is door haar sterke gelijkenis met A. hahneli lange tijd tot deze soort gerekend. Op basis van verschil in de roep tussen verschillende Peruviaanse populaties zijn Twomey & Brown (2008) de populaties nader gaan onderzoeken, en is A. altamazonica als nieuwe soort beschreven.
Verspreidingsgebied: Het verspreidingsgebied van Ameerega altamazonica ligt in centraal Peru, aan de oostzijde van de Andes en het omringende laagland op hoogten van 150 tot 865 m b.z.n.. De soort heeft een wijde verspreiding in het departement San Martín, en plaatselijk in de departementen Huánuco en Loreto. Mogelijk heeft de soort een grotere verspreiding tot in de departementen Pasco, Junín en Cuzco. Nader onderzoek moet dat uitwijzen. Binnen het verspreidingsgebied komen ook A. trivittata, A. bassleri, Allobates femoralis en een onbeschreven Allobates soort sympatrisch voor.
Type lokaliteit: 3,5 km ten noorden van Tarapoto, in het stroomgebied van de Río Shilcayo, op 401 m b.z.n., Departement San Martín, Peru.
Natuurlijke habitat: Ameerega altamazonica wordt het meest gevonden in bergachtig habitat, ook al komt de soort ook voor in het laagland. Ze komen daar het meeste voor in verstoorde habitat, nabij beekjes en langs wegen. De dieren komen minder voor in secundair bos, en zijn zeldzaam in primair bos.
Gedrag: Behalve de lokroep die vaak in de avond te horen is, is er ook een territoriale roep bekend van Ameerega altamazonica. De territoriale roep is een snelle opeenvolging van twee noten die elke 3 tot 5 seconden worden herhaald, en is vroeg in de ochtend het meest te horen. Mannetjes roepen voornamelijk vanuit het bladafval, maar soms ook vanaf onbeschutte plaatsen op een halve meter vanaf de grond.
Geografische variatie: In de Huallaga vallei verloopt de rugkleur van zwart met een duidelijke streeptekening in het noorden, tot koperbruin met gereduceerde of afwezige streeptekening in het zuiden. De zuidelijke populaties hebben ook vaak een meer gegranuleerde rug. Tussen de populaties is er tevens verschil in de grootte en de kleur van de oranje of gele stippen op de onderbenen, in de liezen, en onder de oksels.
Voorkomen in gevangenschap: De handel in Ameerega altamazonica is toegestaan sinds er dieren op legale wijze geïmporteerd zijn. Het is echter geen algemene soort in gevangenschap.
Verzorging en kweek: In gevangenschap kunnen deze dieren succesvol per koppel of groepje gehouden worden. Een groepje kan bestaan uit meerdere mannetjes en vrouwtjes. Omdat het een bodembewonende kikker betreft is een bak met een flink bodemoppervlak wenselijk. Het adviesformaat voor een bak is 50 × 50 × 50 cm voor een koppel of trio, of 80 × 50 × 50 cm voor een groepje tot 6 dieren. De temperatuur mag overdag oplopen tot ongeveer 25 °C.’s Nachts mag de temperatuur teruglopen tot ongeveer 20 °C. Richt de bak verder in met stronken, takken en enkele planten. Een bladlaag op de bodem behoort tot de mogelijkheden. Hiermee voorzie je de dieren direct ook van legplaatsen. Kunstmatige legplaatsen kunnen bestaan uit bijvoorbeeld filmkokertjes die horizontaal gepositioneerd dienen te worden, en van binnen een droog oppervlak hebben. Het mannetje en vrouwtje gaan op de afzetplaats in amplexus en zetten vervolgens 14 tot 26 eieren af. Na 14 tot 18 dagen komen de eieren uit en brengt het mannetje deze allemaal in één keer op zijn rug naar
een geschikte afzetplaats. In gevangenschap worden de larven in het waterdeel van de bak afgezet. De larven kunnen in de bak gelaten worden om de natuur zijn gang te laten gaan, mits er voldoende voedsel voor de larven beschikbaar is. Kunstmatig kunnen ze tezamen opgekweekt worden op een variatie aan visvoeders. Na 6 tot 7 weken komen de voorpoten door. Een week later is de metamorfose compleet. De jonge kikkers zijn dan 8 tot 10 mm groot. Bij goede voeding groeien ze snel op. Tussen 6 en 10 maanden zijn de dieren seksueel volwassen.
Voedsel: Volwassen dieren eten graag fruitvliegen, jonge krekels, bladluizen en andere kleine geleedpotigen. Jonge dieren kunnen na de metamorfose niet altijd gemakkelijk vrij groot voedsel tot zich nemen. Kleine fruitvliegen en andere kleine geleedpotigen vormen voor hen geen probleem. Een ruime hoeveelheid springstaarten is voor de jongen zeer aan te raden. Kunstmatige opfok van de larven kan op een dieet van verschillende visvoeders.
Geciteerde literatuur:
· Twomey, E., & Brown, J. L., 2008. A partial revision of the Ameerega hahneli complex (Anura: Dendrobatidae) and a new cryptic species from the East-Andean versant of central Peru. Zootaxa 1757: 49-65.