De Gezondheids- en welzijnswet voordieren.
Categorieën: Wetgeving, Kikkers

De Gezondheids- en welzijnswet voordieren.

De Gezondheids- en welzijnswet voordieren.

 

Op 10 mei van dit jaar kon er in de diverse dagbladen het volgende bericht worden gelezen:

     Boa, python en cobra geschikt als huisdier

      De wurgslangen boa en python en de gifslang cobra mogen als huisdier worden gehouden. Dat adviseert de Raad voor de Dierenaangelegenheden aan Minister van Landbouw Veerman. De Raad kijkt bij het advies alleen naar het welzijn van de dieren, niet naar de gevaren voor de mens.

      Bepaalde soorten krokodillen, reuzenhaaien, zeeschildpadden en Mexicaanse gravende kikkers gedijen minder in een terrarium of aquarium. Daarom zijn deze dieren niet geschikt als huisdier. Vorig jaar boog de raad zich al over zoogdieren en vogels.

Het ene dagblad bracht dit bericht wat genuanceerder dan het andere, maar kort door de bocht gingen ze allemaal.

Waarom en waarvoor nu dit advies van de Raad voor dierenaangelegenheden.

 

Op 23 september 1992 heeft de de Eerste Kamer de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWvD) aangenomen, na jaren van voorbereiding en goedkeuring in april 1991 door de Tweede Kamer. Zoals de naam al zegt wordt in deze wet zowel de gezondheid als het welzijn van dieren geregeld. Een belangrijke bepaling in de wet is: dieren houden mag niet, tenzij het houden ervan bij Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling wordt toegestaan.

 

Deze GWWvD is een zogenaamde kaderwet. De verschillende nadere bepalingen en lijsten kunnen door de minister met een Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) worden ingevuld, en bij nieuwe ontwikkelingen hoeft de wet niet steeds te worden aangepast. En dat is alleen mogelijk via de Tweede en de Eerste Kamer, en dat kost veel tijd.

In de wet komen gezondheid als welzijn van zowel landbouwhuisdieren als gezelschapsdieren aan bod.

Bij gezondheid gaat het om zaken als:

bestrijding van dierziekten,

de inrichting van bedrijven waarop dieren worden gehouden,

de toevoeging van dieren aan bedrijven,

de wijze waarop dieren worden gehouden en hun huisvesting,

de voedering, drenking, verzorging en behandeling van dieren,

het gebruik van sera, entstoffen, antibiotica en chemotherapeutische middelen,

de bestrijding van insecten, ratten, en andere organismen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van het dier,

en de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts en de Stichting Gezondheidsdienst voor dieren.

Verder worden eisen gesteld aan markten, tentoonstellingen en slachthuizen en aan vervoer.

 

Om het welzijn van dieren te waarborgen stelt de wet dat het niet toegestaan is dieren te houden of bepaalde activiteiten met dieren uit te voeren, tenzij dit uitdrukkelijk krachtens de wet wordt toegestaan, zowel voor gezelschapsdieren als voor landbouwhuisdieren.

Verder is in de wet bepaald dat:

het verboden is bij een dier onnodig pijn of letsel te veroorzaken, of zijn gezondheid of welzijn te beschadigen,

het verboden is aan een dier de nodige verzorging te onthouden,

het verboden is, de nog nader in de wet aan te wijzen dieren van het ouderdier te scheiden voordat zij een bij wet vastgestelde leeftijd hebben bereikt,

het in beginsel verboden is lichamelijke ingrepen bij dieren uit te voeren, tenzij dit bij wet of  algemene maatregel van bestuur wordt toegestaan,

het verboden is dieren te doden, behalve die dieren die nog nader in de wet worden aangewezen. Bij algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld aan de wijze waarop dieren mogen worden gedood, de situaties waarin en de personen door wie zij mogen worden gedood.

 

Ja, mits-principe

Alleen wanneer aan een aantal strikte voorwaarden wordt voldaan mogen dieren worden gehouden.

Zo kunnen aan de huisvesting van dieren voorwaarden worden gesteld aan:

onder andere de afmetingen, materialen, faciliteiten, verlichting, verwarming en luchtverversing,

regelgeving voor bestaande huisvestingssystemen,

het fokken met dieren,

het verkopen, verkopen, verhuren of verloten van dieren (het is verboden dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken !),

het vervoeren van dieren (het vervoermiddel, hoeveelheid dieren, het in- en uitladen, de duur en afstand van het vervoer en de gesteldheid van de dieren),

het gebruik van dieren bij wedstrijden (verbod op dierengevechten b.v.).

 

Andere artikelen van deze wet gaan over biotechnologie, agressieve dieren (waar aan het houden, fokken, kopen en verkopen eisen kunnen worden gesteld), fokken van vee, export en een aantal algemene bepalingen.

De complete wettekst of een kort overzicht van de bepalingen van deze wet kan gevonden worden via de webpagina’s van het Ministerie van LNV (www.minlnv.nl) of de van de overheid (www.overheid.nl ).

 

Positief- of negatieflijsten

Maar de meeste gevolgen voor het houden van gezelschapsdieren heeft artikel 33 van deze wet:

  1. Het is verboden dieren te houden, tenzij deze behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren.
  2. Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat het houden slechts onder bepaalde voorwaarden is toegestaan.

 

Reeds in de jaren voorafgaand aan het aannemen van de wet in 1992, maar zeker in de jaren daarna heeft de invulling van dit artikel 33 middels een positieflijst of een negatieflijst, of een combinatie daarvan voor veel verwarring, onrust, en onjuiste berichtgeving gezorgd.

Tegenstanders van het houden van met name gezelschapsdieren, waarvan de Dierenbescherming de belangrijkste is, hadden het dan over een lijst van een dertigtal dieren die men nog zou mogen houden. Te denken viel dan aan hond, kat, kip, kanarie etc., dus alleen gedomesticeerde diersoorten. Alle ander soorten zouden dan verboden moeten worden.

Liefhebbersorganisaties waren het hiermee uiteraard niet eens. Kort gesteld waren we van mening dat een diersoort die gehouden kán worden, ook gehouden zou moeten kúnnen worden.

Je kunt het ook nog extremer formuleren door te stellen dat in principe elke diersoort te houden is, mits onder de juiste voorwaarden. Dan valt niet alleen te denken aan grootte van het verblijf, temperatuur, luchtvochtigheid en voedsel, maar ook aan zaken als groepsgrootte, beplanting, schuilplaatsen en andere aspecten van de inrichting, aan seizoensinvloeden als winter- of zomerrust of regentijden. Sterker nog: het vaststellen van huisvestings en verzorgingsvoorwaarden voor alle dieren zou veel meer bijdragen tot welzijn van gezelschapsdieren dan lijsten van dieren die wel of niet gehouden mogen worden. Tenminste wanneer dat op een of andere wijze gecontroleerd zou gaan worden.

Met name de organisaties van liefhebbers van aquaria en terraria, eerst verenigd onder de noemer Federatie Welzijn Koudbloedigen (FWK) en vanaf 1996 onder de naam S.A.T.O. (Samenwerkende Aquarium en Terrarium Organisaties), hebben in het midden van de jaren negentig, in samenwerking met de vogelbonden en de Stichting voor Gezelschapsdieren –tegenwoordig PVH (Platform Verantwoord Huisdierenbezit)- door regelmatige contacten met het ministerie ervoor gezorgd, dat er op met Ministerie serieus naar de standpunten van de liefhebbers wordt geluisterd, en duidelijk gemaakt, dat bij deze verenigingen de kennis zit over het houden van dieren.

Ook met anders gezinde organisaties als de Dierenbescherming (DB) is in deze jaren vaak overlegd, maar de vertegenwoordigers van de DB werden regelmatig teruggefloten door hun eigen organisatie, kwamen terug op gemaakte afspraken, of kwamen niet opdagen op momenten dat zij met hun lijsten zouden komen, of in de pers of in publicaties werden uitspraken gedaan door de DB die haaks stonden op de gesprekken die gaande waren.

 

Uitgangspunt van de SATO en de SvG was dus de voorkeur voor huisvestings en verzorgingsvoorwaarden om het welzijn van gezelschapsdieren te verbeteren. Maar toen de Tweede Kamer de toenmalige minister Van Aertsen in 1992 verplichtte om te komen met een positief en/of negatieflijst van  te houden diersoorten hebben de liefhebbersorganisaties hieraan intensief meegewerkt, vooral om te voorkomen dat anders denkenden de lijsten zouden gaan maken. Vele voorstellen zijn in die jaren richting ministerie gegaan. Maar diverse kabinetswisselingen en een reorganisatie van de Raad  voor dierenaangelegenheden in 2001 zorgden ervoor dat pas weer in 2002/2003 de draad wederom werd opgepakt.

Volgens artikel 2 van de GWWvD is er een Raad voor dierenaangelegenheden waarin overleg plaatsvindt over vraagstukken betreffende het nationaal en internationaal beleid op het gebied van de gezondheid van dieren, het welzijn van dieren. In haar eigen woorden:

De Raad voor dierenaangelegenheden is een overlegplatform van organisaties en deskundigen, dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (sic!, moet zijn Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid) adviseert over strategische vraagstukken op het gebied van de gezondheid en het welzijn van gehouden dieren. Zij baseert zich daarbij op de meest recente ontwikkelingen in de wetenschap en houdt rekening met de opvattingen die leven in de Europese, en in het bijzondere de Nederlandse, samenleving.

De biotechnologische toepassingen bij dieren en de ethische aspecten daarvan, die in de wet nog genoemd worden, zijn in 2001 uit het takenpakket van de Raad gehaald. De minister van LNV benoemt in overeenstemming met de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur de leden van de Raad en regelt bij AmvB de samenstelling en werkwijze van de Raad (http://www.rda.nl ).

Namens de liefhebbersorganisaties zit sinds de reorganisatie van 2001 de voorzitter van het PVH in de Raad!

De Raad dient desgevraagd of uit eigen beweging de Minister van Advies.

 

In 2002 pakte de Raad de discussie over de lijsten weer op. In eerste instantie is gewerkt aan de zoogdierenlijst en de vogellijst. De Raad stelde hiervoor een tweetal werkgroepen in met allerlei deskundigen van vogels en zoogdieren. Als uitgangspunt zijn in eerste instantie de lijsten gebruikt zoals die in het verleden door de liefhebbersorganisaties zijn opgesteld. Alle discussies en bijeenkomsten, waar ik hier niet verder op in wil gaan, hebben geleid tot een advies van de Raad aan de Minister, gepubliceerd in november 2003:

Negatief- en positieflijst voor zoogdieren en vogels ter invulling van artikel 33 van de gezondheid- en welzijnswet voor dieren. Advies aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om voor zoogdieren en vogels te komen tot invulling van artikel 33 van de gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

 

Dit 79 pagina’s tellend advies was aanleiding voor soortgelijke berichtjes in de pers als in de aanhef van dit artikel omschreven voor de lijst van amfibieën en reptielen (http://www.rda.nl ).

 

In deze periode is in de werkgroep Amfibieën en Reptielen van het PVH druk van gedachten gewisseld over de lijsten voor amfibieën en reptielen, maar vooral ook over criteria waarom een bepaalde diersoort of groep van soorten te houden is of niet, en welke aanvullende eisen eventueel aan het houden van een soort gesteld zouden moeten worden.

De volgende terrariumverenigingen hebben hierin meegedacht en meegewerkt:

NVHT  Lacerta

T.T.V., de Tilburgse Terrarium Vereniging

Xenopus

N.S.V., de Nederlandse Schildpadden Vereniging

Dendrobatidae Nederland

St. doelgroep Groene Leguanen

Salamander Vereniging

KNMvD, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,

en de European Studbook Foundation, voorheen het O.O.S., het Overkoepelend Orgaan Stamboeken.

 

Gebruikte criteria en overwegingen voor het plaatsen van soorten op de lijst

“Reptielen en Amfibieën komen vanwege hun koudbloedigheid niet voor in de allerkoudste delen van de wereld (delen van het arctisch en antarctisch gebied). In alle andere delen van de wereld hebben zij echter een biologisch sterke en zeer prominente plaats verworven, vooral in (sub)tropische streken. Het zijn dieren met een zeer efficiënte stofwisseling waardoor zij niet continue op zoek moeten naar voedsel. Mede door de combinatie van een efficiënte stofwisseling en een relatief eenvoudige hersenstructuur zijn het dieren met een relatief ongecompliceerd gedrag en zijn zij rustig van aard. Afhankelijk van de beschikbaarheid van de essentiële levensbehoeften hebben reptielen en amfibieën een relatief klein, veelal vast territorium.

De aard van deze dieren maakt hen goed tot zeer goed houdbaar en dus ‘bruikbaar’ als huisdier. Er is veelal eenvoudig in hun levensbehoeften te voorzien en het dierenwelzijn is veelal zonder erg veel moeite op een hoog peil te brengen en te houden. Dit mede door het relatief ongecompliceerde gedrag, maar deze dieren hebben door hun relatief kleine ruimtebeslag, zeker in vergelijking tot warmbloedige dieren, een relatief klein leefoppervlakte nodig ten behoefte van hun voedselvoorziening en andere levensbehoeften.”

 

Het basiscriterium voor houdbaarheid is dat een dier als houdbaar wordt gezien als het gehouden kan worden zonder door gevangenschapomgeving veroorzaakte chronische stress. De dieren waarvoor dit realiseerbaar is, worden dan ook op de positieflijst geplaatst (in dit geval zowel de kolom ‘houdbaar’als de kolom ‘houdbaar onder voorwaarden’).

- Aanwijzingen voor de aanwezigheid van een chronische stress zijn onder meer:

  1. Gedrag dat sterk afwijkt van het gedrag dat onder natuurlijke omstandigheden gezien wordt.
    1. Hier geldt ook stereotype gedrag dat voortkomt uit de heersende gevangenschapomgeving en met een (deels) andere gevangenschapomgeving niet verdwijnt of kan worden voorkomen.
  2. Een levensverwachting in gevangenschap welke belangrijk korter is dan in het wild.
  3. Het ontstaan van chronische afwijkingen welke gerelateerd zijn aan de gevangenschapomstandigheden.

 

Op de rode lijst (= niet houdbaar) zijn geplaatst de soorten die als niet te houden worden verondersteld wanneer:

1. op basis van recente kennis/ervaring én literatuur onomstotelijk blijkt, dat de diersoort niet gehouden kan worden.

2. het dier niet onder reële omstandigheden gehouden kan worden. Aandachtspunten hierbij zijn (zie ook 3):

-het kunnen uiten van natuurlijk gedrag (uitgezonderd natuurlijk gedrag dat het welzijn nadelig beïnvloedt).

-het kunnen verschaffen van essentiële elementen uit de natuurlijke omgeving

-het kunnen huisvesten

-het kunnen verzorgen

-het kunnen voeden (denk aan dieren met een voedselspecialisme. Voedselspecialismen die aanleiding geven tot plaatsing op de rode lijst: dieren die gedurende één of meerdere levensstadia geen andere, gelijkwaardige voedselitems accepteren dan planten of dieren die niet verkrijgbaar of kweekbaar zijn of beschermd zijn door natuurbeschermingswetten)

-het kunnen vinden van voldoende informatie

-het kunnen verlenen van medische zorg als dit nodig zou zijn

3.  Het dier kan niet vrij van chronische, negatieve stress gehouden worden. Aandachtspunten hierbij zijn:

-sociaal gedrag: groepshuisvesting (sociaal levende dieren), sociale rangorde (sociaal levende dieren), ruimte voor ontwijken en vluchten, evenwichtige (sub)groep(en), lichamelijk contact, volledig gedrag en plaats buiten invloed soortgenoten.

-voedselopnamegedrag: het dier moet de kans krijgen om voldoende voer te krijgen op de juiste plaats en het juiste tijdstip, simultane maaltijden, gevarieerd en gestructureerd voer, voldoende drinkplaatsen en de juiste wijze van wateraanbod.

-zelfbeveiliging: dieren die elkaar vijandig gezind zijn, kunnen en mogen niet bij elkaar geplaatst worden of moeten elkaar kunnen ontlopen, buiten bereik predatoren en buiten invloed predatoren.

-rustgedrag: mits in overeenstemming met de natuurlijke situatie moet het dier ongestoord kunnen rusten; overzicht vanaf de rustplaats, beschutte rustplaats en soorteigen slaapplaats.

-thermoregulatie: mogelijkheid tot actieve of passieve afkoeling en opwarming. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met de natuurlijke dag- en jaarcycli.

-e

tledigvestinggadering RDA 6-5-2003: Te houden dieren (art. 33) te zien.Exploratiegedrag: verrijking van de omgeving; faciliteiten voor exploratie; kennis van de omgeving; gedifferentieerde omgeving.

-voortplantingsgedrag en opgroei: natuurlijke paring mogelijk; faciliteiten voor voorspel en balts; uitzoeken geschikte legplaats mogelijk; gewenning aan de mens; opgroei met soortgenoten (sociale soorten).

-bioritme: droog/nat; warm/koud; licht/donker; dagactief/nachtactief.

-locomotie: voldoende kunnen lopen, klimmen, zwemmen, graven etc. om te voorzien in de levensbehoeften en ter voorkoming van chronische stress.

4. Het dier kan niet door anderen worden verzorgd als dat nodig zou zijn, bijvoorbeeld na overlijden van de eigenaar of als de eigenaar afstand moet doen. Dit zonder dat het welzijn van bet dier in het gedrang komt.

 5. Het dier is door het toebrengen van gif in staat een mens om het leven te brengen zonder dat er een remedie beschikbaar is om waarmee het overlijden na een ongeval voorkomen kan worden.

 

Bovenstaande overwegingen hebben geleid voor de kikkers tot de volgende lijst (zie voor de complete lijst http://www.rda.nl ), door de Raad voor dierenaangelegenheden gepubliceerd op 11 mei 2004 :

 

NIET-HOUDBAAR      HOUDBAAR            HOUDBAAR  ONDER

                                                                            VOORWAARDEN

Orde ANURA Anura

 

 

 

Kikkers & Padden

 

 

   Familie Ascaphidae

Staartkikkers

 

 

 

 

   Familie Leiopelmatidae

 

 

Oerkikkers

 

 

 

 

   Familie Bombinatori-

   dae1

   Familie Bombinatori-

   dae

 

Vuurbuikpadden

      Barbourula spp.

      Bombina spp.

 

 

 

 

 

 

 

   Familie Discoglossi-

   dae

 

Schijftongkikkers

 

 

 

 

   Familie Megophryi-

   dae1

   Familie Megophryi-

   dae

   Familie Megophryi-

   Dae

 

overigen (Leptobrachella, Ophryophryne, Scutiger )

      Leptobranchium

      spp.

 

Aziatische padkikkers

 

      Leptolalax spp.

 

 

 

 

      Megophrys spp.

 

 

 

 

 

   Familie Pelobatidae1

   Familie Pelobatidae

 

Knoflookpadden

      Spea spp.

      Pelobates spp.

 

 

 

      Scaphiopus spp.

 

 

 

 

 

 

 

   Familie Pelodytidae

 

Groengestipte padden

 

 

 

 

 

   Familie Pipidae

 

 

Klauwkikkers / Pipa-padden

 

 

 

 

   Familie Rhinophryni-

   dae1

 

 

 

Mexicaanse gravende kikkers

 

 

 

 

 

   Familie Allophryni-

   dae

 

 

 

 

 

 

   Familie Brachycephali-

   dae1

 

 

Drieteenpadden

 

 

 

 

 

   Familie Bufonidae

   Familie Bufonidae

Echte padden

 

overige 30 genera

      Atelopus spp.

 

 

 

 

 

   Familie Centrolenidae

 

   Familie Centrolenidae

Glaskikkers

overigen

 

      Centrolene prosoble-

      pon

 

 

 

 

 

   Familie Heleophryni-

   dae1

 

 

Spookkikkers

 

 

 

 

 

   Familie Hylidae

 

Echte boomkikkers

 

 

 

 

   Familie Leptodactyli-

   dae

   Familie Leptodactyli-

   dae

 

Fluitkikkers

 

   Onderfamilie Lepto-

   dactylinae

 

 11-tal genera: Lithodytes, Pleurodema,Physalaemus

 

   Onderfamilie Cerato-

   phryninae

 

Ceratophrys, Chacophrys, Lepidobatrachus spp.

 

   Onderfamilie Hylodi-

   nae

 

Hylodes, Megaelosia, Crossodactylus spp.

   Onderfamilie Telma-

   tobinae1  (33 genera)

   Onderfamilie Telma-

   tobinae

 

 

      Overige 27 genera

      Alsodes spp.

 

 

 

      Eleutherodactylus       spp.

 

 

 

      Eusophus spp.

 

 

 

      Odontophrynus spp.

 

 

 

      Phrynopus spp.

 

 

 

      Proceratophrys spp.

 

 

 

 

 

 

   Familie Limnodynas-

   tidae1

   Familie Limnodynas-

   tidae

 

Hamerkikkers

     Overige 7 genera

      Kyarranus spp.

 

 

 

      Limnodynastes spp.

.

 

 

      Philoria spp

 

 

 

 

 

 

   Familie Myobatrachi-

   dae1

   Familie Myobatrachi-

   dae

 

Padkikkers

      Arenophryne spp.

      Assa spp.

 

 

      Crinia spp.

      Metacrinia spp.

 

 

      Geocrinia spp.

      Pseudophryne spp.

 

 

      Myobatrachus spp.

      Rheobatrachus spp.

 

 

      Paracrinia spp.

      Spicospina spp.

 

 

      Taudactylus spp.

      Uperoleia spp.

 

 

 

 

 

 

 

   Familie Pseudidae

 

Paradoxale kikkers

 

 

 

 

 

 

   Familie Rhinodermati-

   dae

Mondbroedende kikkers

(Rhinoderma)

 

 

 

 

   Familie Sooglossidae1

 

 

Seychellenkikkers

 

 

 

 

   Familie Arthroleptidae1

 

 

Krekelkikkers

 

 

 

 

 

   Familie Dendrobati-

   dae

 

Gifkikkers

 

 

 

 

   Familie Hemisotidae

 

 

Graafkikkers

 

 

 

 

   Familie Hyperoliidae

   Familie Hyperoliidae

 

 

 

   Onderfamilie Hype-

   roliinae

 

 

overige 8 gernera

      Afrixalus spp.

 

 

 

      Heterixalis spp.

 

 

 

      Hyperiolius spp.

 

 

   Onderfamilie Kassi-

   ninae1

   Onderfamilie Kassi-

   ninae

 

 

overige 3 genera

      Kassina spp.

 

 

 

      Phyctimantis spp.

 

 

 

   Onderfamilie Lepto-

   pelinae

 

 Genus Leptopelis

   Onderfamilie Tachyc-

   neminae1

 

 

Tachycnemis seychellensis

 

 

 

 

   Familie Microhylidae

 

 

Smalbekkikkers

   Onderfamilie Astero-

   phryinae1

 

 

8 genera

   Onderfamilie Brevi-

   cipinae1

   Onderfamilie Brevi-

   cipinae

 

 

overige 3 genera

      Balebreviceps spp.

 

 

 

      Breviceps spp.

 

 

   Onderfamilie Cophy-

   linae1

 

 

7 genera

 

   Onderfamilie Dysco-

   phinae

 

Dyscophus & Calluella spp.

 

   Onderfamilie Genyo-

   phryninae

 

7 genera

   Onderfamilie Melano-

   batrachinae1

 

 

3 genera

 

   Onderfamilie Micro-

   hylinae

 

100 spp. In 28 genera

 

   Onderfamilie Oto-

   phryninae

 

Otophryne spp.

 

   Onderfamilie Phry-

   nomerinae

 

Phrynomantis spp.

 

   Onderfamilie Sca-

   phiophryninae

 

Paradoxophyla & Scaphiophryne spp.

 

 

 

 

   Familie Ranidae

   Familie Ranidae

   Familie Ranidae

Echte kikkers

   Onderfamilie Dicro-

   glossinae1

   Onderfamilie Dicro-

   glossinae

   Onderfamilie Dicro-

   glossinae

ca. 140 spp. bekend

overige 8 genera

      Occidozyga spp.

 

 

 

      Platymantis spp.

 

 

 

      Ceratobatrachus

      spp.

 

 

 

 

      Conraua spp.

 

 

 

      Palmatorappia spp.

 

   Onderfamilie Petro-

   pedetinae1

   Onderfamilie Petro-

   pedetinae

 

ca. 100 spp. bekend

overige 11 genera

      Petropedetes spp.

 

 

 

      Phrynobatrachus

      spp.

 

 

 

   Onderfamilie Pyxi-

   cephalinae

 

Aubria & Pyxicephalus spp.

 

   Onderfamilie Rani-

   nae

 

300 spp. In 9 genera

 

   OnderfamilieTomop-             terninae

 

Aglyptodactylus & Tomopterna spp.

 

 

 

 

 

   Familie Rhacophori-

   dae

 

275 spp. In 12 genera, Afro-Aziatische boomkikkers

 

Voetnoten bij de negatieflijst

In de lijst is een 1. geplaatst indien er over de (sub-)familie, onderfamilie, genus of soort geen houdbaarheidsgegevens bekend zijn.

 

Opmerkingen bij de positieflijst

Van sommige groepen dieren wordt aangegeven dat ze weliswaar op de positieflijst staan, maar dat ze alleen gehouden kunnen worden indien is voldaan aan bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden kunnen per (sub-)familie, geslachtsgroep, genus dan wel soort worden geformuleerd door de sector en kunnen vervolgens worden voorgelegd aan een deskundigencommissie. Indien deze voorwaarden niet binnen twee jaar door de sector voor de betreffende (sub-)familie, geslachtsgroep, genus of soort zijn opgesteld en door een deskundigencommissie zijn getoetst, wordt de betreffende (sub-)familie, geslachtsgroep, genus of soort aan de negatieflijst toegevoegd. Het gaat daarbij om nadere voorwaarden die gesteld moeten worden aan bijvoorbeeld het voedingsregime, de huisvesting en/of inrichting van het terrarium of het klimaat rond de dieren.

Voor de indeling bij het opstellen van de lijst is gebruik gemaakt van het boek:

                Zug, George R., Laurie J. Vitt & Janalee P. Caldwell (2001): Herpetology, an introductory biology of amphibians and reptiles. Second edition.  San Diego: Academic Press. ISBN 0-12-782622-X.

 

In  haar overige overwegingen stelt de Raad dat, ‘indien een houder kan aantonen dat hij die omstandigheden heeft gecreëerd waaronder de soort (van de lijst niet-houdbaar) op een vanuit gezondheids- en welzijnskundig oogpunt aanvaardbare wijze wordt gehouden, een erkenning voor de houder tot de mogelijkheden zou moeten behoren.’

 

Alle gifkikkers van de familie Dendrobatidae zijn als houdbaar bestempeld door de werkgroep, en dit advies is overgenomen door de Raad voor Dierenaangelegenheden.  En dat wil weer zeggen, dat ook de Dierenbescherming instemt met deze lijst !!!

 

Overwegingen om soorten op de lijst niet-houdbaar te plaatsen

 

En wat nu …

Minister Veerman heeft …

Printen
Back To Top