Gif als verdediging tegen roofdieren
Binnen de superfamilie van neotropische gifkikkers zijn niet alle soorten even giftig en een groot aantal soorten is zelfs helemaal niet giftig. De stelregel is dat de kleurrijke kikkers giftig zijn en de onopvallend bruingekleurde kikkers niet tot nauwelijks giftig zijn (Santos et al., 2003). De combinatie van felle kleuren en giftigheid is geen toeval. Felle kleuren worden in het dierenrijk veel gebruikt als waarschuwingssignaal. De giftige kikkers gebruiken de opvallende kleur onder andere om aan te geven dat ze niet eetbaar zijn voor roofdieren. Tropische kikkers staan op het menu van onder meer vogels, slangen, mieren en spinnen. Het huidgif van gifkikkers is krachtig en geeft een bittere smaak, waardoor deze roofdieren de kikkers meestal direct uitspugen of met rust laten (Weldon et al., 2013). De slechte ervaring van roofdieren met het eten van gifkikkers associëren ze met de felle kleuren. De roofdieren leren dat ze de felgekleurde kikkers met rust moeten laten. Gifkikkers hebben daardoor nog maar een paar vijanden, zoals grote roofspinnen (Sericopelma rubronitens en Phoneutria sp.), mieren, slangen (Lampropeltis sp.) en enkele vogels zoals de motmot (o.a. Baryphthengus martii) (Master, 1999). De felgekleurde gifkikkersoorten kunnen door hun giftigheid vaak ongestoord op zoek naar eten of een partner. De bruine en niet giftige kikkers leven een meer teruggetrokken bestaan en verstoppen zich sneller bij verstoring dan de felgekleurde kikkers. De bruine kikkers vertrouwen op hun schutkleur. Naast bescherming tegen roofdieren, is het huidgif een belangrijke bescherming tegen schimmels en bacteriën waaraan de kikkers veel worden blootgesteld in de vochtige omgeving waarin ze leven (Mina et al., 2015). Het gif werkt zelfs afstotend tegen bloedzuigende insecten zoals muggen die zich tegoed doen aan bloed van amfibieën. Toch vormen insecten nog een belangrijke belager van gifkikkers. Bij myiasis is er sprake van parasitaire vliegen, vaak uit de familie Sarcophagidae, die eieren leggen op de kikkerhuid waarna de maden door de huid naar binnen dringen en zich te goed doen aan het vlees van de nog levende kikkers (Hagman et al., 2005). Larven en net gemetamorfoseerde jongen zijn kwetsbaar omdat ze nog geen geleedpotigen eten die de bouwstoffen voor de giftigheid bevatten (Flores et al., 2013). Van sommige gifkikkersoorten blijken de larven echter niet zo weerloos. Larven van Oophaga pumilio krijgen via de voedseleieren die ze van hun moeder te eten krijgen ook een dosis gif binnen. Dat maakt dat de larven beter beschermd zijn tegen de waterspinnen die in de bromelia’s kikkerlarven roven.