Oophaga pumilio
Categorieën: GIFKIKKERS, SOORTEN, Oophaga

Oophaga pumilio

Oophaga pumilio (O. Schmidt 1857)

17-24mm. Kleine en meest bekende gifkikker met zeer uiteenlopende kleuren. De kikkertjes zijn per populatie zowel in kleur, tekening als formaat uiteenlopend. De kleinste vorm wordt maximaal 18mm groot tegenover de grootste varianten van maximaal 25mm groot. De kleur van de kikkers varieert van groen, blauw, geel, oranje, rood, zwart tot crème wit uniform gekleurd tot een combinatie van deze kleuren in uiteenlopende patronen. Patronen bestaan uit een langzaam overlopende gradiënt van een kleurcombinatie, streeptekening, vlekkenpatroon of sterk gestippeld uiterlijk. De poten kunnen een sterk afwijkend gekleurd zijn ten opzicht van de rug. De buikzijde is doorgaans uniform gekleurd met wat doffere tekening of zwarte vlekken. Bij enkele varianten is bij de mannetjes een zwarte keel aanwezig. De huid op de rug is glad, maar kan zeer kleine wratjes hebben. Het oor (tympanum) is duidelijk zichtbaar en half zo groot als het oog.

Geografische variatie:

De typische Costa Rica laagland variant, ofwel echte aardbeigifkikker, met rood of oranje basis kleur en kleine zwarte vlekken op de rug is de meest bekende vorm. Andere varianten in Costa Rica hebben eenzelfde patroon in rood zonder de zwarte vlekken en hebben blauwe (noordelijke populaties) of zwarte poten (zuidelijke populaties). Op het vaste land van Panama en Nicaragua komen oranjebruine varianten voor met zwarte stippen. Meer uitzonderlijke populaties op het vaste land in Panama, rond de Bocas del Toro archipel, zijn geel en hebben een streeptekening van zwarte vlekken en blauwe poten. Verder oostwaarts richting Chiriqui worden groenere varianten gevonden. Verre weg de meeste variatie wordt gevonden op de verschillende eilanden van de Bocas del Toro archipel. De eilanden Isla Colon en Sheppard Island hebben kleine groene varianten met blauwe, oranje of bruine poten. Op Isla Solarte (Nancy) komen oranje varianten voor, enkele populaties hebben hier witten tekening op de poten. Op Bastimentos worden zeer uiteenlopende kleurvormen gevonden in geel, oranje, rood, crème tot zelf crème groen met verschillende grootte van zwarte vlekken. Andere eilanden herbergen kikkers met blauwe en rode tekeningen en enkele populaties op het vaste land zijn zwart met wit gekleurd.

Roep: Een lang aanhoudende herhaling van chirp roepen ofwel zoemend geluid

Verspreiding:

Het zuidoosten van Nicaragua, het laagland van Costa Rica tot de Laguna de Chiriqui in noordwest Panama, inclusief de meeste eilanden van de Bocas del Toro tot op 1000 meter boven zeeniveau.

Ecologie:

Het aardbeigifkikkertje is een van de meest algemene dagactieve kikkers van midden Amerika. Ze bewonen de bosbodem van primair, secundair regenwoud en sterk verstoorde gecultiveerde gebieden. Hier worden de kikkers algemener aangetroffen rondom bromelias, Dieffenbachia of Heliconia planten, waarin kleine watertjes in de bladoksels aanwezig zijn. De kikkertjes eten voornamelijk mieren die ze tussen het afgevallen blad vinden. Mannetjes verdedigen kleine territoria van waaruit ze zeer actief roepen. De legseltjes bestaan uit 4 tot 8 eitjes, die door de mannetjes worden verzorgd. De vrouwtjes verplaatsen echter de uitgekomen kikkervissen naar kleine poeltjes in bladoksels van planten en keren hier geregeld terug om onbevruchte eitjes af te zetten. De kikkervissen zijn volledig afhankelijk van deze voedseleitjes. Vrouwtjes verdedigen afzetplaatsen van kikkervissen tegen andere vrouwtjes en kunnen dus agressief zijn tegenover elkaar.

 

Het terrarium:

Voor een koppeltje of trio kan men een bak nemen van 70 x 50 x 70 cm. Twee mannetjes in een terrarium hebben aanzienlijk meer ruimte nodig. Heel goed werkt een opstelling, waarbij men meerdere paren paarsgewijs huisvest in eventueel kleinere terraria (50 x 50 x 50 cm) naast elkaar opstapelt. De zijwanden van de terraria bekleedt men dan voor de helft. De truc hiervan is dat de mannetjes elkaar kunnen horen en zien en hun (schijn)territoriumgevechten van achter glas kunnen uitvechten. De terraria dienen ingericht te worden met vochtabsorberend materiaal op wanden en bodem, stukken hout en takken en mogelijk veel bromelia's. Bovendien is het aan te raden om een aantal zwarte kokertjes van dia en foto- films schuin (!) in het terrarium te plaatsen als schuilplaats en plaats om de larven naar toe te brengen. Daarnaast is een relatieve luchtvochtigheid tussen de 80% (dag) en 100% (nacht) aan te noodzakelijk.

Temperatuur:

De temperatuur in het terrarium dient rond de 25'C te liggen.

 

Groepsgewijs/paarsgewijs:

Mannetjes van O. pumilio zijn zeer territoriaal en onderling erg agressief. Vrouwtjes zijn minder agressief. Plaatst men een vreemd vrouwtje in een groep dan wordt ze wel enige tijd door de de al aanwezige vrouwtjes achtervolgd en ook omklemd, maar na enkele dagen verdwijnt dit gedrag. Het beste kan men deze soort dan ook per paar of per trio huisvesten.

Eieren:

Een legsel bestaat uit 3 tot 10 eitjes van 1,5 mm of iets kleiner.

Overige kweekinformatie:

Als voedsel nemen ze allerlei soorten kleine insekten: fruitvliegjes, mijten, springstaartjes e.a. In hun natuurlijk biotoop eten ze grote aantallen kleine prooidieren, waaronder veel mieren en mijten, maar ook andere soorten geleedpotigen. Bestrooi de voedseldieren in het terrarium milieu regelmatig met een goed kalk en vitaminepreparaat, omdat we ze nooit de variatie kunnen aanbieden zoals ze die in hun natuurlijk biotoop kunnen krijgen en ze deze extra voedingsstoffen goed kunnen gebruiken. Vaak zijn deze preparaten het verschil tussen dieren die het goed doen en dieren die ook nog voor nakweek zorgen. De voortplantings biologie is gedetailleerd beschreven door Weygoldt (1984): Als inleiding op de paring roept het mannetje in de richting van een in de nabijheid aanwezig vrouwtje. Wanneer het vrouwtje nadert, stopt het mannetje met roepen en 'danst' met korte schokkende bewegingen van het vrouwtje weg, draait zich weer om en roept opnieuw. Volgt het vrouwtje, dan herhaalt zich deze beweging en worden een of meerdere afzetplaatsen geïnspecteerd. Voorkeursplaatsen zijn holtes onder stenen, hout of ander plantaardig materiaal. In het terrarium nemen ze graag halve kokosnootschalen met een petrischaaltje eronder of donkere kunststof buisjes. Het mannetje verzorgt de eieren, die na een kleine twee weken uitkomen. Hiervoor keert hij regelmatig naar het legsel terug en bevochtigd de eieren. Er kunnen in korte tijd twee tot drie legsels worden afgezet. De larven worden door het vrouwtje meestal een voor een naar het water gebracht. Dit kan een met water gevulde oksel van een bromeliablad zijn, maar ook andere kleine watertjes. In de natuurlijke biotopen klimmen zij hiervoor vaak vele meters omhoog. In het terrarium kunnen hiervoor ook kunststof buisjes en kokertjes gebruikt worden die schuin zijn opgehangen om de toegankelijkheid te vergemakkelijken. In de tijd die daarop volgt neemt het vrouwtje de verzorging van de larven over. Zij keert daartoe om de paar dagen naar de larven terug om ze zogenaamde voedseleitjes te brengen. Het vrouwtje kan maximaal 5-7 larven verzorgen. Zij zal dan geen verdere vruchtbare legsels met een mannetje produceren. Het aantal voedseleitjes dat een vrouwtje bij de larven afzet is afhankelijk van het aantal larven dat de te verzorgen heeft: twee eieren bij twee of drie larven, tot vijf tot zeven eieren bij twee larven. Normaal gesproken bezoekt een vrouwtje elke larf ongeveer een maal per dag. De ontwikkeling van de larve tot jonge kikker duurt ongeveer twee maanden. De lichaamsvorm van de larven is nogal afgeplat, van boven gezien gitaarvormig en met een relatief korte staart. De ogen zijn klein en liggen op de kop. Het spiraculum ligt aan de linkerzijde met een kleine opening. Het lichaam is zwaar gepigmenteerd en egaal donker van kleur, evenals de staart. De kleine mondopening ligt op de buikzijde bijna voor onder aan de kop. De monddelen van D.pumilio zijn nogal verschillend van die van andere gifkikker soorten: gereduceerd aantal rijen tanden en de stevige gezaagde sneb. Het opkweken van de jonge kikkertjes tot volwassen dieren is niet gemakkelijk. In het verleden is er bij diverse kwekers altijd veel uitval geweest. Maar met een goede gevarieerde voeding en de juiste omstandigheden is het toch goed te doen.

Printen
Back To Top