Partnerkeuze
Voordat tot voortplanting wordt overgegaan moet een geschikte partner worden gevonden. De roep van het mannetje speelt een sleutelrol in het aantrekken van een vrouwtje. Gifkikkersoorten hebben elk een specifieke roep, wat de kikkers goed in staat stelt om aan soortgenoten te laten weten waar ze zijn. De roep van het mannetje laat andere mannetjes weten dat een territorium bezet is en laat vrouwtjes weten dat er in de omgeving een vader voor haar toekomstige jongen te vinden is. Binnen een soort verschillen de mannetjes in de intensiteit en frequentie waarin ze hun roep ten gehore brengen (Forsman & Hagman, 2006). Vrouwtjes kunnen deze verschillen als betrouwbare bron gebruiken voor het inschatten van de kwaliteit van het mannetje als vader voor hun jongen. Het roepen kost de mannetjes veel energie. Grotere en fittere mannetjes roepen vaker en luider omdat ze veel energie in het roepen kunnen investeren. Ze verdedigen de beste plekjes in het habitat en weten doorgaans voor de gehele periode waarin eieren zich tot larven ontwikkelen het territorium te verdedigen. Vrouwtjes die voor deze mannetjes kiezen, lopen het minste risico om hun kostbare eieren tijdens de ontwikkeling te verliezen wanneer een ander mannetje het territorium overneemt. Er is een dubbel voordeel, want ook de mannelijke nakomelingen van deze vaders dragen de genen die mede bepalen of zij zelf succesvolle territoriumeigenaren zullen worden. Niet bij alle soorten benadrukken mannetjes hun aanwezigheid door te roepen. Mannetjes van Dendrobates tinctorius maken een zacht zoemend geluid, die van Ranitomeya amazonica en R. variabilis een raspende roep die niet ver door het regenwoud draagt. Ze roepen alleen wanneer ze een vrouwtje zien die ze willen verleiden tot het afzetten van eieren of wanneer ze rivaliserende mannetjes zien die ze hopen te verjagen.
Met hun roep trekken luidruchtige mannetjes meerdere vrouwtjes aan en paren regelmatig met een andere partner. Ook de vrouwtjes bezoeken meerdere mannetjes en vertrouwen hun legsel toe aan verschillende vaders. Vrouwtjes die hun eieren bij verschillende mannetjes onderbrengen zijn succesvoller in het grootbrengen van jongen dan vrouwtjes die maar enkele partners hebben. Toch zijn er soorten waarbij de kikkers voor korte tijd of zelfs langdurig met één partner samen zijn. Ranitomeya vanzolinii en ook R. imitator hebben een strikte paarbinding in de tijd dat de ouders samen voor de eieren en larven zorgen. Deze paarbinding wordt alleen aangetroffen bij soorten waar de twee ouders samen voor de jongen zorgen. Door uitwendige bevruchting zijn zowel vader als moeder zeker van hun ouderschap en al helemaal wanneer beide ouders met regelmaat de eieren in de gaten houden. Het mannetje heeft het vrouwtje hard nodig bij het grootbrengen van de larven, omdat het vrouwtje voedseleieren naar de larven brengt. Vrouwtjes houden de mannetjes goed in de gaten wanneer deze de larven wegbrengen, om er zeker van te zijn dat ze alleen eieren voeren aan eigen jongen en niet aan larven die mannetjes uit een paring met andere vrouwtjes in het poeltje zouden kunnen hebben afgezet. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft meer succes bij het grootbrengen van de jongen wanneer dit in samenwerking gebeurt, dan wanneer ze er alleen voor zouden staan. Een strikte paarbinding voor het grootbrengen van jongen tijdens een voortplantingstijd is dan de beste strategie (Dugas et al., 2015).
Paringen tussen broertjes en zusjes of neven en nichten hebben een klein aandeel in het totaal van alle paringen. Inteelt komt dus algemeen voor maar zal door de relatief lage frequentie niet generaties lang aanhouden en voorkomt het vastleggen van een groot aantal genetische mankementen.