Verschillende groepen planten
Tegenwoordig zijn er dusdanig veel geschikte geslachten en soorten planten beschikbaar voor in kikkerbakken, dat het onmogelijk is om deze allemaal hier te beschrijven. Voor gedetailleerde, soortspecifieke informatie is het altijd verstandig de verkoper te raadplegen. Toch worden enkele belangrijke groepen van planten hier kort toegelicht.
Mossen
Mossen komen over de hele wereld voor op alle continenten en ontbreken in vrijwel geen enkele kikkerbak. Vaak komt mos de kikkerbak binnen via de grond van andere planten of begint het op geschikte plekken, zoals op de achterwand, spontaan te kiemen uit reeds aanwezige sporen. Sphagnum is een geslacht van mossoorten die vaak gebruikt worden om (epifytische) planten op te binden waarvan de wortels extra vocht nodig hebben. Dit type mos produceert grote dode cellen die zich bij contact met water volzuigen zoals een spons. Uit het dode Spagnum dat rondom de wortels van planten wordt bevestigd zal doorgaans nieuw levend mos ontkiemen vanuit de sporen die aanwezig zijn. Een andere veel gebruikte soort mos is javamos, Taxiphyllum barbieri (wordt vaak verward met Vesicularia dubyana). Deze soort kan zowel onder- als bovenwater groeien, mits er voldoende verlichting en vocht aanwezig is. Een effectieve manier om javamos bovenwater te enten is door het eerst zeer fijn in kleine stukjes te knippen, of het in een blender tot een papje te vermalen. Dit papje kan vervolgens evenredig verspreid worden over bijvoorbeeld de achterwand of een stuk hout, waarna de kleine losse stukjes mos gewoon verder zullen groeien. Voor een goede groei is het van het grootste belang dat het mos voldoende vochtig gehouden wordt en dat het veel licht krijgt. Als hieraan voldaan wordt, zal het zich goed verspreiden door de kikkerbak.
Varens en varenachtigen
De familie van de varens komt overal ter wereld voor behalve op Antarctica. Er zijn veel soorten varens die het erg goed kunnen doen in een kikkerbak. Wanneer varens voor het eerst in een kikkerbak geplaatst worden, zullen sommige soorten eerst door een aanpassingsperiode gaan. Zo kan het zijn dat de varens op een geschikte plek worden bevestigd, maar dat desondanks de bladeren toch geel worden en/of geheel afsterven. De nieuw gevormde bladeren zijn vaak wel of beter aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Ondanks dat sommige soorten goed tegen vochtige omstandigheden kunnen, zijn er slechts weinig soorten die echt bestand zijn tegen lange natte perioden. Ook dient er voldoende luchtcirculatie aanwezig te zijn om rotten te voorkomen. Bij aanschaf van varens is het vaak verstandig om goed geïnformeerd te worden over de standplaats en uiteindelijke grootte van de plant. Nephrolepis exalata is bijvoorbeeld een soort die gemakkelijk verkrijgbaar is en het vaak erg goed doet in een kikkerbak. Het nadeel is echter dat de bladeren snel groot worden en deze soort gemakkelijk de hele kikkerbak kan overwoekeren. Wat groeiwijzen betreft, bestaat er een grote diversiteit onder varens. Zo kan de javavaren, Microsorum pteropus, zowel volledig aquatisch groeien bij voldoende licht als op natte en vochtige plekken boven water. Wanneer er een waterdeel aanwezig is, kan deze soort dus dienen om een natuurlijk ogend verloop van water naar land te verzorgen. Kroosvarens (Azolla-soorten) groeien aan het wateroppervlak, vergelijkbaar met eendenkroos. Op land gedijen een aantal Davallia-soorten, bijvoorbeeld D. bullata, D. tyermanii en D. fejeensis, vrij goed met relatief weinig licht. Deze soorten kunnen echter voor veel kikkerbakken snel te groot worden en gaan woekeren. De groep van de Selaginella is nauw verwant aan de varens en heeft ook soorten die goed groeien in een kikkerbak. Veel aangeboden soorten doen het goed in een vochtig tot redelijk natte bodem met relatief veel licht. Selaginella uncinata is hier een voorbeeld van en deze plant doet het vaak zo goed dat deze gaat woekeren. Ook zijn er een groot aantal epifytische klimvarens die zeer geschikt zijn. Dit type varens doen het vaak erg goed op de achterwand. Pyrrosias, Lemmaphyllum en Microgramma zijn voorbeelden van geslachten met geschikte soorten klimvarens. Ze kunnen meestal eenvoudig gestekt worden door er een stuk van circa 10 cm af te knippen en op bijvoorbeeld een plaatje varenwortel te bevestigen.
Bromelia’s en tillandsia’s
De Bromeliaceae is een familie die voorkomt van het zuidelijke deel van Noord-Amerika tot in het overgrote deel van Zuid-Amerika. Eén soort wordt ook gevonden in het westen van Centraal-Afrika. Deze planten komen voor in (sub)tropische gebieden waardoor veel soorten geschikt zijn voor in een kikkerbak. Het merendeel is lithofyt of epifyt, maar ook terrestrisch groeiende bromelia’s komen voor. Een groot aantal soorten wordt echter te groot voor de meer standaard formaten kikkerbakken. Desondanks zijn er meer dan voldoende geschikte soorten met bloeiwijzen in allerlei kleuren en worden deze planten geplaatst in het overgrote deel van de kikkerbakken. Goede ventilatie is daarbij van groot belang; bij gebrek hieraan zullen de planten op den duur wegkwijnen. Met name epifytisch groeiende geslachten zoals Neoregelia, Guzmania en Vriesea worden met veel succes in kikkerbakken gehouden. Veel populaire Neoregelia-soorten hebben over het algemeen vrij veel licht nodig om goed op kleur te blijven. Dergelijke soorten kunnen dus het beste hoog in de kikkerbak geplaatst worden, waar ze veel licht ontvangen. Soorten uit de geslachten Guzmania en Vriesea hebben minder licht nodig dan Neoregelia-soorten en zijn ook vaak beter bestand tegen een hogere luchtvochtigheid. Soorten uit het geslacht Tillandsia worden ook veelvuldig in kikkerbakken gebruikt. Zilverkleurige tillandsia’s, zoals Tillandsia ionantha, dienen relatief droog gehouden te worden. Dit type planten kan vaak slecht tegen veel vocht en dienen daarom meestal hoog in de kikkerbak geplaatst te worden, waarbij ze niet direct in de straal van een sproeisysteem staan. Indien ze toch geraakt worden, dienen ze snel op te kunnen drogen. Deze planten dienen ook niet met Sphagnum omwonden te worden bij bevestiging. Dit houdt ze te vochtig waardoor ze wegkwijnen. De zilveren kleur bij tillandsia’s wordt veroorzaakt door een groot aantal gespecialiseerde cellen die op haartjes lijken. Deze zogenaamde trichomen zijn gespecialiseerd in het opnemen van vocht. Voor veel soorten volstaat een hoge luchtvochtigheid, zonder verder direct besproeid te worden. De wat groener ogende Tillandsia-soorten kunnen vaak wat meer vocht verdragen en zijn hiermee ook geschikter voor de meeste kikkerbakken. Soorten uit het geslacht Cryptanthus, ook wel aardsterren genoemd, groeien terrestrisch. Van dit geslacht is een aantal soorten beschikbaar met opvallend roze-, rood- of paarsgekleurde bladeren. Deze planten kunnen op de bodem geplaatst worden. Een voorbeeld van een wat groenere aardster is Cryptanthus microglazioui. Soorten uit het geslacht Guzmania kunnen vaak met hun wortels in aarde groeien, ondanks dat het vaak van origine epifytische planten zijn. Er dient dan wel zeer goede drainage aanwezig te zijn.
Orchideeën
De orchideeën zijn een enorme familie die op alle continenten behalve Antarctica voorkomen. Het merendeel van soorten komt voor in tropische delen van de wereld. Hierdoor zijn er ook behoorlijk wat soorten geschikt voor in een kikkerbak. Orchideeën worden met name gebruikt vanwege de fraaie bloemen en vaak lange bloeitijd. Veel soorten die geschikt zijn voor de hobby hebben een epifytische levenswijze. Vaak zijn de luchtwortels gevoelig voor een overschot aan water. Ondanks dat vele soorten binnen de hobby van oorsprong uit de tropen komen en vaak goed tegen een relatief hoge luchtvochtigheid kunnen, dienen de luchtwortels volledig op te kunnen drogen tussen sproeibeurten door. Vaak kan daarom het beste voor een luchtig substraat gekozen worden, zoals bijvoorbeeld stukken boomschors. Slap hangende bladeren kunnen veroorzaakt worden door een overschot aan water. Voor de meer vochtgevoelige soorten kan het daarom raadzaam zijn om deze alleen in de ochtend te besproeien, zodat de luchtwortels gedurende de dag goed op kunnen drogen. Kleinblijvende geschikte epifytische soorten kunnen onder andere gevonden worden in de geslachten Bulbophyllum, Dendrobium, Lepanthes, Masdevallia, Pleurothallis, Restrepia, Sigmatostalix en Stelis. Soorten uit deze genera hebben vrij veel licht en luchtcirculatie nodig, waardoor deze het beste hoog in de kikkerbak geplaatst kunnen worden. Sommige soorten, bijvoorbeeld uit het geslacht Dendrobium, hebben daarnaast een rustperiode nodig om opnieuw te kunnen bloeien. Deze rustperiode houdt vaak in dat, afhankelijk van de herkomst, de orchidee wat koeler of droger gehouden dient te worden. Tevens kunnen sommige soorten ook vrij gevoelig zijn voor warmte, wat bijvoorbeeld het geval is voor een aantal soorten uit het geslacht Masdevallia. Er zijn ook terrestrisch groeiende orchideeën die vanwege de mooie bladeren worden gehouden. De bladnerven zijn vaak anders gekleurd dan de rest van het blad waardoor deze opvallend aftekenen. Deze zogenaamde juweelorchideeën kunnen op de bodem van de kikkerbak geplaatst worden en hebben niet zo veel licht nodig. Plant ze op een redelijk vochtige plaats waar de wortels niet geheel kunnen uitdrogen. Let er echter wel op dat er voldoende drainage aanwezig is om rotten te voorkomen. Voorbeeld van dergelijke juweelorchideeën zijn Macodes petola en de veelal in tuincentra verkrijgbare Ludisia discolor.
Aronskelken
De familie van de aronskelken is het meest vertegenwoordigd in de tropische gedeelten van Zuid- en Midden-Amerika, maar komt ook op alle andere continenten behalve Antarctica voor. Deze familie bevat een behoorlijk aantal kruipende planten. Veel van deze kruipende aronskelken kennen grofweg twee groeifasen. Tijdens de juveniele fase beginnen jonge planten vaak met een terrestrische groeiwijze waarbij ze naar de meest donkere plekken groeien. Tijdens deze fase zijn de bladeren vaak relatief klein, omdat licht nog niet zo belangrijk is voor de groei. In de natuur zal dit vaak richting een boomstam zijn, terwijl in een kikkerbak dit de achterwand kan zijn. Zodra ze dit obstakel tegenkomen zal de plant omhoog gaan groeien richting het licht. Hierbij zal de groeiwijze gaan veranderen naar de adulte fase waarbij de bladeren steeds groter worden en ook de vorm van het blad vaak verandert. Veelal zullen deze soorten hun wortels in de grond op den duur verliezen en verder leven als epifyt. De verandering van de juveniele naar adulte groeifase wordt soortafhankelijk bepaald door interne prikkels zoals leeftijd of externe prikkels zoals lichtintensiteit of een combinatie van beide. Wanneer een kruipende aronskelk wordt aangeschaft, zal deze het in een kikkerbak vaak erg goed doen met weinig licht. Zorg er dus wel voor dat de plant op tijd gesnoeid wordt, want de adulte bladeren zullen veel te groot worden voor bijna iedere kikkerbak, waarbij ze al snel tegen de bovenkant van de kikkerbak aan groeien en hierbij het licht voor de andere planten wegnemen. Voorbeelden van veel gebruikte soorten worden aangetroffen in de geslachten Philondendron, Allocasia, Anthurium, Syngonium, Marcgravia en Monstera. Een erg gemakkelijke plant is de Scindapsus pictus, die het in een kikkerbak erg goed kan doen, zonder al te veel licht nodig te hebben. Deze familie kent verder een grote diversiteit in groeiwijzen, en ook de semi-aquatische geslachten Anubias en Cryptocoryne vallen binnen deze familie. Deze planten kunnen zowel onder- als bovenwater groeien, mits op zeer vochtige plekken. Plaats deze wel bij voorkeur op een steen, een stuk hout of de achterwand. Hierdoor zijn ze zeer geschikt om voor een natuurlijk ogend verloop van water naar land te zorgen. Een aantal soorten binnen het geslacht Cryptocoryne doet het ook vrij goed onder redelijk beperkte lichtintensiteit, waardoor deze ook voor de hogere of minder goed belichte kikkerbakken geschikt kunnen zijn.
Begonia’s
De begonia’s komen voor in subtropische en tropische gebieden over de hele wereld. Met name de bladeren zijn voor veel soorten en hybriden opvallend gekleurd of afgetekend. Deze vallen vaak iets meer op dan de wat kleinere bloemetjes die door sommige soorten ook veelvuldig geproduceerd worden. De kruipende soort Begonia elaelagnifolia, ook bekend als B. schulzei, kan het erg goed doen in een kikkerbak. Deze soort heeft groene bladeren, maar produceert veelvuldig roze bloemetjes. B. bowerae, ook bekend als B. boweri, is een befaamd voorbeeld van een begonia met opvallend gekleurde en getekende bladeren. Bij voldoende licht kunnen de bladeren van deze soort redelijk groot worden. Als dat niet gewenst is kunnen deze gemakkelijk verwijderd worden. Begonia’s kunnen er vaak niet goed tegen als er voor langere tijd waterdruppels op het blad blijven liggen. Dit kan daarentegen bij bijvoorbeeld de eerder genoemde B. bowerae wel makkelijk het geval zijn omdat de bladeren redelijk horizontaal staan, waardoor water er niet altijd gemakkelijk af loopt. Tevens staat de bladrand soms wat meer omhoog dan het midden van het blad, waardoor een soort kommetje gevormd wordt. Wanneer er op het blad voor langere tijd water blijft staan, kan dit gaan rotten. Verschillende varianten van de B. rex worden veelvuldig in onder meer tuincentra aangeboden. Deze planten hebben vaak ook sterk gekleurde bladeren, veelal in het rood, roze of paars. Ondanks dat deze planten het in principe zouden kunnen doen in een kikkerbak, is het vaak te nat en vochtig waardoor ze redelijk snel wegkwijnen.
Peperomia’s
Soorten uit deze familie komen over de hele wereld voor in subtropische en tropische gebieden, maar het merendeel komt oorspronkelijk uit Zuid- en Centraal-Amerika. Qua groeiwijze is er behoorlijke variatie met epifytische, lithofytische en terrestrische soorten. Er is een behoorlijk aantal soorten beschikbaar dat zeer geschikt is voor kikkerbakken. Veel soorten hebben klein blijvende bladeren en groeien onder verschillende lichtintensiteiten. Doordat het veelal subtropische of tropische planten zijn, kunnen ze erg goed tegen de temperatuur en luchtvochtigheid in kikkerbakken. Het is echter ook voor de planten belangrijk dat het niet continu zeer nat is. Planten kunnen goed als stekje de kikkerbak binnengebracht worden. Vaak past dit stekje zich wat gemakkelijker aan dan een volledige plant. Een voorbeeld van een kruipende soort is Peperomia prostata, die het vaak erg goed doet in kikkerbakken.
Vleesetende planten
Vleesetende planten kenmerken zich doordat ze in staat zijn om kleine dieren te vangen en verteren. Door deze aanpassing zijn deze planten in staat om op voedselarme plekken te overleven. Deze eigenschap heeft zich in verschillende plantenfamilies onafhankelijk ontwikkeld waardoor er onderling ook verschillende typen vangmethoden bestaan zoals bekers, vallen en plakkende substanties. Er is binnen de hobby discussie over het gebruik van vleesetende planten in combinatie met kikkers, door het risico dat met name de grote vallen of bekers met zich meebrengen. Behoudens de potentiele risico’s voor kikkers, zijn veel soorten vleesetende planten niet erg geschikt om in een kikkerbak te kunnen groeien. Vanwege de continue stroom aan voedseldieren, zal het substraat veelal snel verzadigen met nutriënten. Op dergelijk substraat zullen veel soorten snel wegkwijnen. Veel soorten zoals de venusvliegenval (Dionaea muscipula), vetbladsoorten (Pinguicula), Australische bekerplant (Cephalotus) en trompetbekerplanten (Sarracenia) hebben behoefte aan een koude of drogere rustperiode. Tevens kunnen vrij hoge temperaturen, met name in de zomer, voor problemen zorgen bij de Australische bekerplanten en zonnebekerplanten (Heliamphora). In het geval van de Australische bekerplanten kunnen hoge temperaturen overdag wel verdragen worden, maar dient de temperatuur vervolgens ’s nachts wel flink te dalen. Kleine tropische bekerplanten (Nepenthes) doen het vaak goed in kikkerbakken, maar kunnen wel vrij snel erg groot worden. De grote bekers hiervan kunnen een potentieel gevaar voor kikkers vormen. Er zijn zowel positieve als negatieve ervaringen bekend. Soorten van het geslacht Utricularia kunnen wel geschikt zijn voor in een kikkerbak. Deze soorten vangen microscopisch kleine prooien ondergronds, en vormen daardoor dus geen risico voor kikkers. Plaats deze planten op een plek met veel licht en zorg dat er zo min mogelijk nutriënten bij kunnen komen. Het beste kan osmosewater gebruikt worden, aangezien hard water ook voor problemen kan zorgen.
Overige planten
Hier een beperkt aantal soorten die een interessante toevoeging kunnen vormen voor een kikkerbak, maar buiten de eerder benoemde groepen of families vallen.
Het geslacht Ficus heeft een paar soorten (en varianten) die zeer vaak gebruikt worden. De meest bekende hiervan is Ficus pumila var. quercifolia die zeer goed de achterwand begroeit. Van de F. pumila zijn meerdere varianten beschikbaar waarbij voornamelijk de bladeren er iets anders uitzien. Om de achterwand van een kikkerbak goed te laten begroeien is het raadzaam om de plant laag in de bak te zetten, gezien deze naar het licht toe groeit. Wanneer ervoor gezorgd wordt dat de uitlopers in verschillende richtingen worden geleid, door ze bijvoorbeeld vast te zetten met een kram of een tandenstoker, is het mogelijk de achterwand egaal te laten begroeien. De plant kan ook met slechts een stekje in de kikkerbak geïntroduceerd worden. De F. punctata var. Panama is vergelijkbaar aan F. pumila en doet het ook vaak erg goed. Deze groeit meestal iets minder hard waardoor deze minder snel door de kikkerbak zal woekeren.
Biophytum sensitivum is een plantje dat er uitziet als een soort minipalm. Vergelijkbaar aan kruidje-roer-me-niet kan het de bladeren inklappen bij aanraking. Vaak doet deze plant het erg goed in kikkerbakken en vermenigvuldigt zich dan ook snel. De plant groeit terrestrisch en mits er voldoende licht aanwezig is en de plant niet al te nat staat, zal deze het vrijwel overal in de kikkerbak goed doen.
Enkele wolfsklauwen (Lycopodiaceae) van het geslacht Huperzia kan een interessante toevoeging vormen in een kikkerbak, ondanks dat deze planten wel voor een uitdaging kunnen zorgen. Deze planten kunnen het best vrij hoog in de bak geplaatst worden waar het niet al te nat is en ze veel licht ontvangen.
De Gesneriacaea familie bevat een zeer groot aantal soorten die wijdverspreid over de wereld voorkomen. Zeer veel tropische, kleinblijvende soorten zullen het zeer goed doen in een kikkerbak. Planten kunnen goed als stekje de kikkerbak binnengebracht worden. Qua groeiwijze bestaat er veel variatie binnen deze familie. Zo zijn bijvoorbeeld soorten uit het geslacht Codonanthe epifytisch groeiende, kruipende planten die het erg goed kunnen doen. Soorten uit het geslacht Episcia groeien terrestrisch en hebben ‘zachte’ bladeren door de vele aanwezige haartjes. Deze soorten hebben, net zoals zeer veel andere Gesneriacaea, vaak fraaie bloemen. Een voorbeeld hiervan met felrode bloemen is Episcia iliana. Het geslacht Columnea bevat ook soorten die het goed zullen doen in een kikkerbak. Dit zijn voornamelijk kruipende soorten met vaak ook grote veelal gele/oranje/rode bloemen.