Verzorging

Verzorging

Zodra een geschikte huisvesting is gecreëerd, een voedseldierenkweek is opgestart en de dieren zijn aangeschaft, rest “slechts” nog de dagelijkse verzorging. Vanzelfsprekend bestaat dit uit het voeren van de kikkers en het bijhouden en bijstellen van de klimatologische omstandigheden, maar ook het observeren van de kikkers is minstens zo belangrijk om de dieren succesvol te kunnen (blijven) verzorgen. Bij een optimale verzorging laten de dieren veelal spoedig hun voortplantingsgedrag zien. Het aanzetten tot voortplanting van kikkers pakken veel hobbyisten gestructureerd aan, waardoor er sprake is van kweken. Echt kweken is voor sommige soorten heel gemakkelijk, maar voor andere soorten is succesvolle kweek slechts mogelijk wanneer de verzorging tot in de puntjes beheerst wordt.

Voeren

Het verstrekken van voer, voorzien van alle essentiële vitaminen en mineralen, kan bij opgroeiende kikkers het beste dagelijks plaatsvinden in kleine hoeveelheden. Het is van belang dat er niet heel veel voedseldieren overblijven die, zich eenmaal ontdaan van hun supplementen, beschikbaar blijven voor de jonge dieren. Zodra dat het geval is, bestaat de mogelijkheid dat de jongen bij een volgende voederbeurt niet direct aan het eten gaan, omdat ze reeds voldoende gegeten hebben. Dit heeft tot gevolg dat de nieuw verstrekte voedseldieren zich kunnen ontdoen van de supplementen voordat de jonge kikkers weer aan het eten gaan. Als dit geregeld voor komt, bestaat er een grote kans op tekorten en de daarbij horende gezondheidsproblemen. Volwassen exemplaren dienen ongeveer drie keer in de week gevoerd te worden. Ook voor hen geldt dat een constante beschikbaarheid van voedseldieren tot tekorten van vitaminen en/‌of mineralen kan leiden. Bij volwassen dieren uit zich dit geregeld in afname van het voortplantingssucces. Te veel voedsel verstrekken kan ook leiden tot stress en zelfs de dood van kikkers, doordat de kikkers de voedseldieren niet meer kunnen ontlopen. Vooral bij de opkweek van jonge dieren vormen te grote aantallen springstaartjes snel een probleem als de springstaartjes constant over de kikkers heen lopen. Bij het voederen van fruitvliegen dient men op te passen dat er niet te veel mijten uit de fruitvliegenkweekjes bij de kikkers terecht kunnen komen, want ook die zorgen in grote aantallen voor veel stress. Probeer daarom te vermijden om hele kweekbakjes van fruitvliegen in het paludarium te plaatsen. Als deze besmet zijn met mijten, kunnen deze mijten zich in korte tijd explosief vermenigvuldigen, waardoor grote delen van het paludarium volledig onder de mijt kunnen komen te zitten. Het tijdstip van voeren lijkt in gevangenschap niet heel veel uit te maken zolang dit overdag plaatsvindt. Als de gifkikkers samen worden gehouden met nachtdieren zoals boomkikkers, dan is het verstandig om die dieren apart te voeren zodra deze ’s avonds of ’s nachts actief worden. Veel soorten gaan actief op zoek naar de voedseldieren zodra deze worden aangeboden, al doen lang niet alle soorten dit wanneer er veel beweging buiten de bak zichtbaar is. Gun de schuwere dieren na het voeren dan ook voldoende rust, zodat ze niet pas beginnen met eten op een rustig moment waarop de voedseldieren zich reeds van de supplementen hebben ontdaan. Het is onmogelijk een indicatie te geven van het aantal voedseldieren dat een kikker precies per dag aan voedsel nodig heeft. Er spelen hierbij zeer veel variabelen een rol. Denk hierbij aan de soort, leeftijd, voortplanting, geslacht, aantal medebewoners, type voedseldieren, grootte van de bak en de beplanting. De grootte van de bak en de beplanting staan erbij omdat deze veel invloed hebben op de beschikbaarheid van het voedsel. Honderd fruitvliegen zijn in een kleine bak met weinig beplanting tenslotte veel gemakkelijker te vinden dan in een grote bak met veel beplanting. Bij fruitvliegen is het overigens wel mogelijk om veel exemplaren op één plaats bij elkaar te concentreren door een schijfje banaan in de bak te plaatsen of een flessendop met kweeksubstraat voor fruitvliegen. De fruitvliegen concentreren zich dan op deze plaats en zijn gemakkelijker te vinden voor de kikkers. Dit geldt echter niet voor klimmende soorten in een grote bak die moeite kunnen hebben om voldoende voedsel te vinden als alle fruitvliegen zich concentreren op één plaats op de bodem. Voor hen is een goede verspreiding van de voedseldieren vaak weer gunstiger. Uiteindelijk komt het erop neer dat de hoeveelheid voedseldieren per situatie bepaald dient te worden. Van belang is dat de dieren niet vermageren, maar dat er evengoed geen grote hoeveelheid voer overblijft. Slechts door het te doen, te ervaren en te observeren kan de juiste hoeveelheid voedsel goed worden bepaald.

Temperatuur

De temperatuur dient voor gifkikkers goed in de gaten te worden gehouden en waar nodig bijgesteld. De manier waarop dit plaatsvindt, is uiteraard sterk afhankelijk van de situatie waarin de dieren worden gehouden. Bij een kamer vol met bakken is het vaak een kwestie van de kamer verwarmen of koelen als de temperatuur te laag of te hoog wordt. Een thermostaat is hierbij een ideaal hulpmiddel. Wanneer slechts één bak in een ruimte aanwezig is, is verwarmen of koelen van de gehele ruimte meestal geen optie. Dan is het van belang dat er verwarming in de bak is ingebouwd die via een thermostaat geschakeld wordt. Het koelen van een bak kan plaatsvinden door veel te sproeien of te misten, en daarbij voldoende te ventileren met behulp van ventilatoren. Gedurende een warme zomer kan dit erg arbeidsintensief zijn, maar het komt helaas voor dat oplopende temperaturen leiden tot de dood van kikkers, wanneer hiermee onvoldoende rekening wordt gehouden. Ook tropische kikkers kunnen lang niet allemaal overleven bij 30 °C of hoger, en voor meerdere soorten ligt de maximumtemperatuur nog veel lager.

Luchtvochtigheid

Net als de temperatuur is de relatieve luchtvochtigheid zeer belangrijk bij het houden van gifkikkers. Toch kan hiermee, in tegenstelling tot de temperatuur, niet zo heel veel misgaan wanneer er op enkele zaken gelet wordt. De luchtvochtigheid komt namelijk tot stand door verdamping en zolang er voldoende verdamping plaatsvindt in de kikkerbak is de luchtvochtigheid hoog genoeg voor de kikkers om te overleven. Voldoende verdamping zal al plaatsvinden zodra de bodembedekkende materialen voldoende water kunnen vasthouden dat het onmogelijk in enkele dagen kan verdampen. Natte plaatsen op de bosbodem worden van nature door veel, voornamelijk bodembewonende, soorten gebruikt om zich gedurende droge tijden in terug te trekken. Voor meer klimmende soorten geldt dat ze zich gedurende droge tijden graag terugtrekken op plaatsen waar water wordt vastgehouden door planten. Vaak zijn dat bladoksels of boomholtes. Pas wanneer dit soort plaatsen niet meer aanwezig zijn in de kikkerbak, ofwel niet kunnen worden gevonden door de dieren, zullen er slachtoffers vallen door uitdroging. Behalve dat de bodem en de planten water kunnen bevatten dat verdampt, geldt uiteraard hetzelfde voor andere structuren zoals achter- en zijwanden, stukken hout, lianen en andere structuren van de inrichting. Met slechts weinig zorg is het dan goed mogelijk om droge situaties te voorkomen. Al zijn er ook hobbyisten die bewust bij bepaalde soorten elk jaar een dergelijke droge tijd simuleren omdat dit bij die soorten ook in hun natuurlijk habitat voorkomt. Omdat veel soorten gifkikkers nauwelijks gevoelig zijn voor seizoensveranderingen om tot voortplanting te kunnen komen, zijn er veel hobbyisten die hun regime door de jaren heen geenszins aan de seizoenen aanpassen. Een voldoende hoge relatieve luchtvochtigheid, voor de meeste soorten gedurende de dag variërend van 70 tot 100%, kan eenvoudig worden gehandhaafd door dagelijks de bak te sproeien. Dat kan handmatig zijn, ofwel via een automatisch sproeisysteem, maar ook mistmachines kunnen hier een functie vervullen. Door water te sproeien neemt de relatieve luchtvochtigheid direct toe door de extra verdamping die plaatsvindt en tevens worden alle vochtabsorberende materialen hiermee nat gehouden. Gedurende de dag meerdere keren kort sproeien wordt ook door veel hobbyisten als succesvolle methode gebruikt. Echter mag de luchtvochtigheid gedurende de dag ook behoorlijk fluctueren, dus meerdere keren per dag sproeien is geenszins noodzakelijk. Af en toe eens één of meerdere dagen niet sproeien wordt ook goed verdragen mits de dieren zich op eerder vermelde vochtige plaatsen terug kunnen trekken. De relatieve luchtvochtigheid heeft binnen een kikkerbak altijd een groot verloop. Nabij de bodem, vooral tussen dichte begroeiing, is deze meestal vele malen hoger dan wanneer midden of boven in de bak wordt gemeten. Wanneer een hygrometer op een vaste plaats in de bak is gemonteerd, geeft het dus een verkeerd beeld van het werkelijke luchtvochtigheidsverloop in de bak. Voor een completer beeld kan er beter op meerdere plaatsen van de bak worden gemeten en overigens ook op verschillende tijdstippen. Zo neemt ’s nachts de relatieve luchtvochtigheid in de meeste gevallen flink toe, waar deze gedurende de dag weer zal dalen, tot er gesproeid wordt en de verdamping weer toeneemt. De mate van ventilatie in de bak is ook sterk van invloed op de luchtvochtigheid. Hoe meer er geventileerd wordt, door convectie ofwel mechanisch, hoe meer de relatieve luchtvochtigheid zal dalen doordat er waterdamp wordt afgevoerd. Eén van de meest gemaakte fouten in de hobby is dat de relatieve luchtvochtigheid zeer constant heel erg hoog is en dus veel te weinig fluctueert. Vaak is een gebrek aan ventilatie de oorzaak. Het gevolg kan zijn dat ziekteverwekkende organismen zich onverstoord kunnen vermeerderen en verspreiden over de constant natte en warme omgeving. Vooral in kleine bakjes, vaak aangepaste plastic opbergdozen, met veel jonge exemplaren komt dit nog wel eens voor.

Observatie

Veel tijd dient geïnvesteerd te worden in het observeren van de dieren in hun kunstmatige leefomgeving. Slechts door vaak en nauwkeurig te observeren kunnen de optimale omstandigheden voor de kikkers bereikt worden. Let hierbij allereerst op de onderlinge communicatie tussen de aanwezige dieren. Soortafhankelijk worden territoria door mannetjes, vrouwtjes of beiden geslachten gevormd. Dit kan ten koste gaan van medebewoners die onderdrukt worden, gestrest raken, ziek worden, of uiteindelijk zelfs verdronken worden door soortgenoten. Dergelijk territoriaal gedrag laten de dieren veelal zien door elkaar te omklemmen, kopstoten te geven en op elkaars rug te springen (tijdens de voortplanting vindt ook een omklemming plaats, de amplexus, maar die is langdurig en vindt slechts plaats op een geschikte afzetplaats). Dergelijk gedrag kan in grote groepen in een kleine bak frequent plaatsvinden zonder zichtbare negatieve gevolgen. Echt oppassen is noodzakelijk als slechts een kleine groep dieren wordt gehouden in een bak waar voldoende ruimte is voor territoriumvorming. Als één mannetje of vrouwtje een territorium heeft gevormd, is de kans groot dat de andere dieren van hetzelfde geslacht onderdrukt worden, met stress, en daardoor ziekte, of de directe dood tot gevolg. Evengoed kan het zo zijn dat verschillende dieren zo veel met elkaar bezig zijn dat er van de voortplanting niks terecht komt. Een voordeel is dat opgejaagde dieren in een grote bak gemakkelijk weg kunnen komen. Door goed te observeren hoe de dieren zich gedragen is het makkelijker om de samenstelling van een groepje dusdanig aan te passen dat de kansen op voortplanting toenemen, zonder dat er proefondervindelijk allerlei combinaties van exemplaren uitgeprobeerd hoeven te worden. Minstens zo belangrijk is het vroegtijdig opmerken van gezondheidsproblemen. Als de dieren vaak en gedurende lange tijd worden geobserveerd, is de kans groot dat problemen in een vroeg stadium worden opgemerkt.

Soorten gecombineerd houden

Meerdere soorten kikkers houden in één kikkerbak is, net als het houden van kikkers in combinatie met andere dieren dan kikkers, een wens van veel hobbyisten. Er zijn echter gezondheidsrisico’s verbonden aan het maken van combinaties. Natuurlijk wil niemand dat de dieren door het combineren stress krijgen, vaak met ziekte tot gevolg, of overlijden. Die kans is er echter altijd. Combinaties die bij de één goed gaan, mislukken soms dramatisch bij de ander. Om deze en vele andere redenen, zijn er veel hobbyisten fel tegen het combineren van meerdere soorten in één bak. De drang om verschillende soorten te combineren blijft echter bestaan, onder zowel beginnende als gevorderde liefhebbers. Om die reden zijn hier een aantal belangrijke punten uiteengezet, waarvan eenieder kennis dient te nemen voordat ervoor gekozen wordt om verschillende soorten te combineren.

Gifkikkers met (gif)kikkers combineren:

Bij het combineren van verschillende soorten (gif)kikkers, dient men op de hoogte te zijn van het volgende:

  • Soorten die door veel hobbyisten succesvol worden samengehouden, zijn nooit combinaties die gegarandeerd bij iedereen goed samen gaan. Het is zeer afhankelijk van de situatie en de individuen of een dergelijke combinatie probleemloos zal verlopen of niet.
  • Wanneer verschillende soorten uit hetzelfde geslacht, bijvoorbeeld het geslacht Dendrobates, bij elkaar worden gehouden, levert dit kruisingsgevaar op. Het maken van kruisingen, doelbewust of niet, is volgens de meeste hobbyisten niet wenselijk. Combinaties van soorten bestaan om die reden nagenoeg altijd uit soorten van verschillende geslachten (bijv. Ameerega met Ranitomeya). Ook verschillende varianten van één soort, afkomstig van verschillende locaties, kunnen zorgen voor ongewenste mengvormen.
  • Combinaties die lange tijd goed gaan, kunnen opeens verstoord raken door het volwassen worden van één of meer exemplaren.
  • Om problemen bij combinaties in een vroeg stadium te kunnen detecteren, is het aan de raden de te combineren soorten gedurende enkele maanden te observeren in een niet-gecombineerde situatie. Wanneer het gedrag van een soort bekend is bij de hobbyist, vallen problemen tijdens het houden van een combinatie beter op. Er kan hierdoor sneller gehandeld worden wanneer het fout gaat.
  • Verschillende soorten hebben een voorkeur voor verschillende plaatsen in de bak. Algemeen wordt aangenomen dat soorten die men combineert, het beste verschillende plaatsen in de bak bewonen. Zo worden voornamelijk klimmende soorten veelal gecombineerd met bodembewoners. Hiermee vermindert de kans dat ze elkaar verstoren.
  • Zonder dat men het weet, kunnen er diersoorten gecombineerd worden die drager zijn van een ziekte. De ziekte verspreidt zich vervolgens gemakkelijk naar andere soort(en) in de bak. Ziekten die bij de drager geen negatieve invloed hebben op de gezondheid, kunnen bij andere soorten wel problemen geven. Zieke of dode dieren, kunnen het gevolg zijn, vaak zonder dat men weet waardoor er opeens dieren overlijden.
  • Agressie vindt niet alleen plaats onder soortgenoten, maar ook tussen soorten onderling. Dit heeft vaak stress en daardoor ziekte, of de directe dood tot gevolg. Zelfs hele kleine soorten uit het geslacht Ranitomeya kunnen het leven van een grote soort uit het geslacht Dendrobates heel zuur maken. Goed opletten of het goed gaat is dus belangrijk.
  • Territoriumvorming vindt sneller plaats in grote kikkerbakken met weinig individuen, dan in kleine kikkerbakken met veel individuen. Grote kikkerbakken hebben als voordeel dat een opgejaagd dier gemakkelijker weg kan komen. Grote en kleine bakken hebben dus beiden voor- en nadelen.
  • Combinaties, tussen dagactieve gifkikkers en nachtactieve boomkikkers, worden vaak gemaakt. Boomkikkers pakken in verhouding veel grotere prooien dan gifkikkers, waardoor (jonge) gifkikkers in sommige gevallen een prooi kunnen vormen. Combineer dus geen soorten die aanzienlijk in formaat verschillen. Voornamelijk boomkikkers uit het geslacht Dendropsophus worden met regelmaat succesvol gecombineerd met gifkikkers, maar ook Agalychnis callidryas (niet met kleine soorten), A. lemur en kleine Phyllomedusa soorten.
  • Nachtactieve kikkers combineren met dagactieve kikkers gaat het beste in een voldoende grote bak, zodat verstoring van elkaar tijdens de slaap tot een minimum beperkt wordt.
  • Sommige soorten kikkers en padden behouden in gevangenschap, in tegenstelling tot gifkikkers, hun sterke huidgif. Dit huidgif kan ziekte of de dood van andere soorten kikkers tot gevolg hebben. Zeker als de dieren elkaar omklemmen, bestaat de kans dat er gif wordt uitgescheiden door ergernis. Van soorten uit het geslacht Trachycephalus bestaan dergelijke horrorverhalen, maar dit zijn waarschijnlijk niet de enige soorten waarbij dit zou kunnen gebeuren.
  • Combineren van dag- met nachtactieve kikkersoorten houdt in dat er zowel overdag als ’s avonds of ’s nachts gevoerd dient te worden met gesupplementeerde voedseldieren. Alleen dan kan ervoor gezorgd worden dat alle dieren hun supplementen voldoende binnen krijgen.
  • Alle soorten kikkers hebben een voorkeur voor een bepaalde temperatuur en luchtvochtigheid. Bij combinaties van verschillende soorten kikkers dient nauw gelet te worden op de eisen die ze stellen aan hun omgeving. Deze dienen voldoende overeen te komen om voor de verschillende soorten aan de eisen te kunnen voldoen.

Gifkikkers met andere dieren combineren:

Bij het combineren van gifkikkers met andere dieren dan kikkers, dient men op de hoogte te zijn van het volgende:

  • Diersoorten die elkaar als prooi kunnen zien, worden het beste niet samengehouden. Ondanks de vele succesvolle combinaties, pakken zelfs kleine gekko’s wel eens een (jonge) kikker, of kikkers een jonge gekko.
  • Sommige vissen lusten graag kleine kikkervisjes. De vaak gecombineerde seizoensvisjes staan hierom bekend.
  • Vissen zijn geregeld drager van koudbloed tuberculose. Deze ziekte kan gemakkelijk amfibieën infecteren, met de dood tot gevolg.
  • Gifkikkers samen houden met andere dieren uit een verschillend klimaat dient voorkomen te worden, wegens de verschillende eisen die ze stellen aan hun omgeving. Voldoende verdieping in de te houden soorten is dus een absolute vereiste.
  • Ook dieren die van nature in hetzelfde biotoop voorkomen, bewonen in het biotoop vaak wel verschillende plaatsen (niches) en stellen daarmee totaal andere eisen aan hun leefomgeving. Hagedissen moeten voldoende kunnen zonnen op een droge plek in de bak; sommige boomkikkers overigens ook. Bij het combineren van deze dieren met gifkikkers, dient de bak dus voldoende groot te zijn en aan de verschillende eisen te voldoen.
  • Dag- en nachtactieve gekko’s kunnen dienen als opruimer van gevoerde krekels die niet door de kikkers gepakt zijn en die zich overdag goed verschuilen. Vaak gecombineerde soorten komen uit de geslachten Gonatodes, Lepidodactylus, Lygodactylus, Phelsuma en Sphaerodactylus.
  • Voedselconcurrentie kan op de loer liggen. Zorg dus dat alle dieren voldoende voeding binnen krijgen.
  • Combineren van dagactieve gifkikkers met andere nachtactieve diersoorten houdt in dat er zowel overdag als ’s avonds/’s nachts gevoerd dient te worden met gesupplementeerde voedseldieren. Alleen dan kan ervoor gezorgd worden dat alle diersoorten hun supplementen voldoende binnen krijgen.
Printen
Back To Top